achtjarige kinderen |
Criteria
Het kind… |
Helpende aanwijzingen voor leraren
|
|
1. Grove motoriek |
|
|
algemeen bewegingspatroon |
|
niet veel meebewegen bij diverse bewegingen |
- beweegt niet veel mee met de mond bij rennen, springen en hinkelen
- kan de andere hand ontspannen houden wanneer het een stevige handdruk krijgt (spreidt niet en balt niet samen)
- beweegt niet met de andere arm mee wanneer het de schilderplank schoonveegt
|
- observeer of het kind nog veel meebeweegt.
|
onafhankelijk kunnen bewegen |
- kan springen en wijzen tegelijk
- kan bij het fluitspelen de ene hand onafhankelijk van de andere aansturen
- kan meedoen bij spelletjes als ‘papegaaitje leef je nog’ of volksdansen als ‘schip moet zeilen’
|
- observeer de ontwikkeling
- geef veel gelegenheid om dit te oefenen bij kinderen die er moeite mee hebben. Denk ook aan diverse ruimte richtingen: links-rechts, boven-onder, voor-achter bij het verzinnen van oefeningen
- maak gebruik van volksdansjes
|
|
ballen |
|
bal gooien met klasgenoot |
- gooit zodat de ander kan vangen
- gooit niet te hard
- gooit onderhands over kleinere afstanden
- kan mikken
- kan richten
- gooit met de voorkeurshand
|
- laat altijd onderhands gooien; als de rechterhand gooit, staat het linkerbeen vóór
- oefen in eerste instantie klassikaal
- leer de kinderen dat ze pas mogen gooien nadat ze oogcontact hebben gemaakt met de vanger
- maak gebruik van ritme of een lied bij het inoefenen
|
bal vangen met klasgenoot |
- vangt de bal die een ander gooit
- vangt de bal met twee handen vrij voor het lichaam
- kan meebewegen tijdens het vangen (hoog, laag reiken, naar voren of naar achteren lopen, springen)
- is niet bang voor de bal
|
- leer de kinderen om rustig te staan bij het vangen
|
|
evenwicht en coördinatie |
|
stilstaan op één been op de evenwichtsbalk |
- staat op aanwijzing van de juf halverwege 3 seconden stil zonder het evenwicht te verliezen
- gaat op aanwijzing op een been staan
|
- als het moeilijk gaat: ‘doe je armen wijd’
- ‘kijk naar het eind’
- geef gelegenheid tot oefenen
- laat de hand of pink van een helper (of van jezelf) vastpakken als dat helpt.
- maak een opbouw in moeilijkheidsgraad
- wanneer het niet lukt: laat eerst op een touw dat op de grond ligt oefenen, of op een lijn op de grond
- leer de kinderen aandacht naar hun voeten te brengen (‘voel hoe je voeten op de grond staan’)
|
coördinatie en gemak bij diverse (tik)spelen |
- kan makkelijk van richting veranderen
- heeft inzicht in spelletjes en beweegt zich vrij in de ruimte
- durft ‘hem te zijn’
- kan bewegingen doseren bij het tikken (niet te hard duwen)
|
- dagelijks laten ervaren is de best helpende aanwijzing
|