zevenjarige kinderen |
Criteria
Het kind… |
Helpende aanwijzingen voor leraren |
|
2. Fijne motoriek |
|
|
knippen of vouwen |
|
propje met een hand maken |
- kan met de voorkeurshand snel en zonder hulp van de andere hand, een propje maken van een kladpapiertje
- houdt de hand daarbij vrij (niet tegen het lichaam)
|
- vraag de arm te strekken wanneer de hand tegen het lichaam wordt gehouden
- laat kinderen een paar keer oefenen (met restjes papier)
|
knippen of vouwen |
- kan een eenvoudige vouwopdracht uitvoeren
- kan een figuur of kleedje knippen
- kan de hand zo sturen dat er ook iets ontstaat wat de bedoeling was
- kan de andere hand laten helpen
|
- observeer de algemene indruk die je over meerdere activiteiten hebt
- help kinderen die moeite hebben door hen extra opdrachten te geven
|
|
handwerken |
|
breien |
- kan breien
- breit niet te strak
- breit niet te los
- laat niet zo vaak steken vallen
|
- versjes helpen om een beweging te automatiseren ‘door het deurtje door naar binnen, gauw het dasje omgedaan, door het deurtje weer naar buiten en uit wandelen gegaan’
|
knutselen |
- is handig
- werkt volgens plan
- werkt zonder veel knoeien
- verspilt niet teveel materiaal
- kan alles weer goed opruimen
- kan de ene hand de ander laten helpen (coördinatie hand-hand)
- kan de hand goed aan sturen (coördinatie hand-oog)
- kan activiteiten plannen
- kan bewegingen doseren
|
- geef kinderen die moeite hebben meer structuur
- leer hen eisen te stellen aan het product
- besteed aandacht aan waar het materiaal vandaan komt
|
|
tekenen |
|
sturen met de vingers bij schrijven en tekenen details |
- beweegt vanuit de pols of elleboog bij het tekenen van grote vlakken (arcerend, of bladvullend bij de blokjes), maar tekent de details door vanuit de vingers te bewegen
- kan daarbij de hand goed sturen
- zit ontspannen en in een goede houding
- geeft niet teveel en niet te weinig druk op het papier
|
- let op een goede teken- en schrijfhouding
- let op correcte potloodgreep
- bied veel divers materiaal aan
- observeer regelmatig en kies steeds een andere invalshoek
|
vormtekenen in vloeiende beweging |
- geen haakjes (heen en weer bewegen) zichtbaar
- tekent in een vloeiende lijn
- kan vanuit de herhaalde beweging de uiteindelijke vorm laten ontstaan
- heeft gevoel voor verhouding en vorm
- kan met de ogen de hand sturen zodat de gewenste vorm ontstaat
- kan ronde vormen maken
- kan scherpe hoeken maken
|
- bied een duidelijke opbouw bij het vormtekenen
|
|
3. Lichaamsoriëntatie |
|
lichaamskennis |
- kent de namen van de lichaamsdelen actief en passief
|
- wees alert op kinderen die meertalig worden opgevoed
|
gekruist aanwijzen |
- kan kruisingen maken in de lichaamsoriëntatie links – rechts
- kan kruisingen maken in de lichaamsoriëntatie boven - onder
- kan kruisingen maken in de lichaamsoriëntatie voor –achter
|
|
|
4. Dominantie |
|
voorkeurshand |
- toont de voorkeurshand bij tekenen en schrijven
|
- roep deskundige hulp in wanneer het kind nog geen duidelijke voorkeurshand heeft ontwikkeld of veel ‘overpakt’; van de ene naar de andere hand doorgeeft
|
voorkeursvoet |
- toont de voorkeursvoet bij bal schoppen
|
- leg de bal rustig neer
- vraag het kind op twee voeten te gaan staan en spreek af dat er op jouw teken pas geschopt mag worden
- varieer
|
voorkeursoog |
- toont het voorkeursoog bij door een gaatje kijken
|
- vraag een gaatje in een papier te maken
- vraag er door heen te kijken naar een genoemd object
- let zelf goed op met welk oog wordt gekeken
|
voorkeursoor |
- toont het voorkeursoor bij ‘telefoneren’
|
- maak een telefoon (blikjes of i.d.) en laat kinderen elkaar opbellen
- het oor waaraan de hoorn wordt gehouden is het voorkeursoor
|