Google

Kopafbeelding

Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
Stel een vraag
Kinderen willen bewegen 4.4:

De kijkwijzers

Kijkwijzer fijne motoriek, lichaamsoriëntatie en dominantie zes jarigen

 

 

zesjarige kinderen

Criteria
Het kind…

Helpende aanwijzingen voor leraren

 

 

2. Fijne motoriek

 

 

scheuren of knippen

 

ronde figuren scheuren of knippen

  • kan de hand sturen en zo scheurend een vorm maken
  • kan bij het knippen de hand zo sturen dat een vorm ontstaat
  • laat zien dat de ene hand de ander helpend ondersteunt
  • laat papier tussen duim en wijsvinger nemen en scheuren door de voorkeurshand van zich af te bewegen en de andere naar zich toe
  • of laat de helpende  hand stilhouden en de voorkeurshand in een keer naar beneden bewegen of in kleinere bewegingen naar voren bij het scheuren; dat is ook goed
  • laat kinderen knippen met middelvinger en duim, de wijsvinger stuurt mee

deuren of ramen in een huis scheuren of knippen

  • is in staat te maken wat het van plan was
  • kan daarbij een voorstelling maken van het resultaat
  • laat het kind (eventueel) eerst tekenen wat het wil scheuren of knippen

 

handgebarenspelletjes

 

opponeren

  • de duim tikt iedere vinger van dezelfde hand aan
  • kan dat ook met de andere hand
  • stimuleer dit dagelijks in een vast ritueel met de kinderen; bijvoorbeeld voorafgaand aan het opruimen, om de aandacht naar de werkende handen te verleggen

duim op wijsvinger om en om bewegen

  • kan door duim van de ene hand op wijsvinger van de andere hand te plaatsen en de handen te draaien een kruisende beweging maken
  • gebruik daarvoor het spelletje en liedje van bijvoorbeeld Hanse Panse kevertje of het muizentrappetje
  • kijk of het kind niet parallel omhoog beweegt, maar echt de kruisingen maakt

 

tekenen

 

oppositie van de duim en correcte potloodgreep
hebben

  • beweegt vanuit de pols of elleboog bij het tekenen van grote vlakken (arcerend, of bladvullend bij de blokjes), maar tekent de details door vanuit de vingers te bewegen.
  • kan daarbij de hand goed sturen
  • zit ontspannen en in een goede houding
  • geeft niet teveel en niet te weinig druk op het papier
  • duim en wijsvinger tegenover elkaar
  • potlood rust op het bovenste kootje van de middelste vinger
  • let op een goede tekenhouding
  • let op correcte potloodgreep
  • plaats het bakje bij de voorkeurshand als het kind nog niet uitgelateraliseerd is
  • bied veel divers materiaal aan
  • observeer regelmatig en kies steeds een andere invalshoek   

een tekening van een lemniscaat om twee stipjes maken

  • kan een kruising maken om de stipjes
  • tekent in een vloeiende lijn
  • kan vanuit de herhaalde beweging de uiteindelijke vorm laten ontstaan
  • kan met de ogen de hand sturen zodat de gewenste vorm ontstaat

 

  • laat vooraf oefenen wanneer het niet lukt bijvoorbeeld:
    • laat zien hoe de vorm ontstaat
    • teken hem zelf voor
    • laat het kind met een vinger de vorm overtrekken
    • zeg dan ‘en nu jij’

 

3. Lichaamsoriëntatie

 

aanwijzen: enkel, knie, pols, schouder, wenkbrauw, elleboog, bovenlip

  • kent de namen van de lichaamsdelen actief en passief
  • begin met passief vragen
  • kijk vervolgens welke woorden het kind actief kent
  • vraag eerst naar zichtbare lichaamsdelen
  • vraag daarna naar voor het kind zelf onzichtbare lichaamsdelen

 

namen van de vingers benoemen

  • kent de namen van de vingers actief
  • het maakt niet uit hoe het kind de vingers benoemt, duim of duimelot

 

4. Dominantie

 

voorkeurshand

  • toont voorkeurshand
  • noteer de voorkeurshand bij diverse vaardigheden op diverse momenten in het jaar bij tekenen, bal gooien en hand geven
  • noteer of het kind nog veel ‘overpakt’; van de ene naar de andere hand doorgeeft

voorkeursvoet

  • toont voorkeursvoet
  • noteer de voorkeursvoet bij diverse vaardigheden op diverse momenten in het jaar bij opstappen, hinkelen, staan op één been, een bal door een poortje schoppen
  • varieer

voorkeursoog

  • toont voorkeursoog
    • kijk goed welk oog actief kijkt bij door een kokertje kijken (zie afbeelding 20)
  •                                

 

voorkeursoor

  • toont voorkeursoor
  • bij omkijken: ga recht achter het kind staan en zeg dat het pas mag omkijken als het iets hoort. Kijk naar welke kant het kind draait
  • als het kind steeds wisselt: vraag wat mensen doen wanneer ze iets niet zo goed horen
  • geef een horloge en vraag er aan te luisteren