Google

Kopafbeelding

Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
Stel een vraag
Kinderen willen bewegen 4.1:

De kijkwijzers

Kijkwijzer grove motoriek vijf jarigen

 

4.1 Kijkwijzer grove motoriek vijf jarigen

vijfjarige kinderen

Criteria
Het kind…

Helpende aanwijzingen voor leraren

 

 

1. Grove motoriek

 

 

algemeen bewegingspatroon

 

lopen

  • wikkelt de voeten af terwijl het loopt

(zie afbeelding 1)

  • loopt ontspannen, de armen losjes langs het lichaam
  • kan rechtuit lopen
  • loopt niet teveel op de tenen
  • flapt niet teveel met de voorvoet (bij het teveel op hielen lopen)
  • ga regelmatig wandelen met de klas (zie afbeelding 1)

 

hollen

  • kan hollen en op tijd stoppen zonder te vallen
  • let op of ze op tijd stoppen, botsen, met armen fladderen enz.

 

touwtje springen in de grote bocht en alleen

 

over zigzag en golvend touw op 't juiste moment springen

  • durft over het touw te springen
  • kan op het juiste moment loskomen van de grond, zodat het touw onder de benen doorgaat
  • valt niet vaak
  • moedig aan
  • gebruik een spelletje of een beeld
  • gebruik bijvoorbeeld het beeld van het water, waar je over hoge of lage golven heen moet springen
  • of in de Michaëlstijd het beeld van de staart van de draak waar dappere ridders en jonkvrouwen overheen gaan
  • soms helpt het om het touw in het rond te draaien en de kinderen daar overheen te laten springen
  • laat het touw onmiddellijk los wanneer een kind struikelt (gevaar van pootje haken!)

 

vanuit stilstand voor het touw 5 keer springen

  • kan vijf maal vanuit stilstand achter elkaar door over het touw springen zonder te vallen (bij/invoegen afbeelding 19)

 

  • moedig aan
  • laat het kind stilstaan voor het touw
  • zorg dat je oogcontact hebt
  • geef met je stem en je mimiek duidelijk aan wanneer er gesprongen moet worden
  • help het kind door succeservaringen te geven
  • jaag het touw zo mogelijk op het juiste moment onder de voeten door
  • beweeg mee met het kind
  • zo gauw er een ritme ontstaat: geef het ritme in een vaste regelmaat aan: ‘en spring…en spring…en spring maar door.’

 

bal gooien met de juf

 

onderhands gooien en vangen

  • kan de bal driemaal zo naar de ander richten dat die hem kan vangen
  • kan de bal driemaal van de ander vangen
  • springt niet achter de bal aan
  • mag drie keer misgooien of vangen, voordat het (weer) lukt
  • vangen mag tegen het lichaam aan
  • leer het kind met twee handen onderhands gooien.
  • wanneer dat lukt: vraag om met een hand te gooien
  • blijf dat met de stem begeleiden ‘en nu met allebei’ ‘en nu met één hand’
  • noteer (in je hoofd) de voorkeurshand
  • wanneer het kind dit nog niet beheerst kan je als tussenstap de bal met een hand laten rollen
  • mik goed, zodat het kind makkelijk kan vangen
  • gooi zelf ook onderhands aan
  • let op of het kind op tijd de armen sluit (niet te vroeg, want dan ketst de bal weg, niet te laat, want dan valt de bal er tussendoor)
  • wanneer het na vier keer niet lukt: stop met de oefening en geef tot slot een opdracht die het kind wel beheerst
  • laat de bal driemaal over en weer gaan als het kind de beweging weer in de vingers heeft

harmonisch naar elkaar gooien en vangen

  • kan de bal vaker dan vijf keer gooien en vangen
  • zie hierboven, maar nu ritmisch
  • probeer of het lukt om in een vloeiende heen en weer beweging te komen
  • muziek of een liedje kan hierbij helpend zijn
  • geef het goede voorbeeld

 

evenwicht en coördinatie

 

kruipen

  • kan kruipen

 

  • hele klas tegelijkertijd: let vooral op de kinderen die je opvallen
  • let op of het kind in kruisgang loopt en niet telgangt (afbeelding 6) (armen en benen aan
  • dezelfde zijde gelijktijdig)
  • , of niet aanschuift (eerst armen dan benen)
  • gebruik een beeld of een spelletje, een dier, zwarte piet die ergens onderdoor kruipt enz.

op zandbak- rand lopen

  • loopt ontspannen over de rand
  • heeft evenwicht of kan dat makkelijk zelf corrigeren
  • durft een stapje achterwaarts te zetten
  • hele klas tegelijkertijd: let vooral op de kinderen die je opvallen
  • als kinderen veel tegen anderen aan stoten: afstand laten houden, voorop laten lopen

 

10 keer hinkelen zonder wisselen

  • begint het hinkelen te kunnen
  • valt niet, raakt niet te zeer verkrampt
  • laat kinderen eerst in een groepje hinkelen, zo heeft ieder kind weer de gelegenheid zich de beweging te ‘herinneren’