Periodeaanbod | a Taal: |
Periode aanbod: Sint Jan
Onderdeel Taal
Leergebied |
De kleuters | De kleuterjuf | Verwijzing |
TAAL-NEDERLANDSE
|
De jongste kleuters doen spelenderwijs ervaring op met eindrijm in versjes, liedjes en handgebarenspelletjes. De oudste en derdejaars kleuters kunnen stukjes tekst op rijm mee spreken. De oudste en derdejaars kleuters kunnen in eenvoudige grammaticaal correcte zinnen spreken. De oudste en derdejaars kleuters kunnen teksten van verschillende versjes zeggen en de daarbij behorende gebaren maken. |
De kleuterjuf biedt gedurende één of twee weken dagelijks hetzelfde verhaalliedje, opzegversje of handgebaren-spelletje aan,met het thema “vlinders”. Versjes/handgebarenspelletjes:
verhaalliedje:
|
4 11 56 K-TN9 |
|
De jongste kleuters doen ervaring op met meezingen en met het maken van bij de tekst bijpassende bewegingen. De oudste en derdejaars kleuters kunnen de teksten van kringspelletjes meezingen en kunnen op het juiste moment de juiste bewegingen bij de tekst maken. Kringspelletjes:
|
In plaats van het ochtendspel speelt de kleuterjuf dagelijks één of meerdere kring- of rij- spelen met de kinderen.
|
2 10 K-TN1 K-TN4 K-TN9 K-TN10
|
Vervolg:
|
De jongste, oudste en derdejaars kleuters kunnen luisteren naar een verteld of voorgelezen verhaal en de inhoud ervan begrijpen. De jongste, oudste en derdejaars kleuters ervaren het verschil tussen de vastliggen tekst uit een boek en de “vrije” inhoud van het gesproken woord. De oudste en derdejaars kleuters kunnen het verhaal op eigen wijze navertellen of spelen. Woorden en begrippen bij het sprookje “Roodkapje”:
Woorden en begrippen bij het sprookje “Repelsteeltje”:
|
Gedurende een week Verhalen:
Gedurende een week leest de kleuterjuf voor uit een prentenboek met als thema zomer. Prentenboeken:
De kleuterjuf geeft de kinderen de mogelijkheid om het verhaal op verschillende manieren te verwerken:
|
1 4 54 K- TN1 K-TN12 K-TN13 K-TN15 K-TN16 K-TN17 K-TN18
|
Vervolg:
|
De jongste kleuters doen ervaring op met het meespreken van eindrijm. De oudste en derdejaars kleuters kunnen eindrijm zelfstandig toepassen.
|
De kleuterjuf speelt met de kinderen een “naam-rijmspelletje”. Bijvoorbeeld:
|
4 10 56 K-TN 2
|
|
De oudste en derdejaars kleuters kunnen een tekening maken bij de tekst van een liedje. De oudste en derdejaars kleuters kunnen verwoorden wat ze hebben getekend. |
De kleuterjuf geeft de oudste en derdejaars kleuters wekelijks een opdracht om in hun eigen “liedjes boekje” een tekening te maken bij de tekst van een liedje. Liedjes waarover wordt getekend:
De kleuterjuf bekijkt de tekening samen met elk kind als de tekening klaar is. Er wordt besproken of datgene wat in de tekst van het liedje voorkomt, ook te zien is op de tekening.
|
1 5 K-TN8 K-TN18
|
Vervolg:
|
De oudste en derdejaars kleuters doen ervaring op met symbolen, woorden en letters. |
De keuterjuf biedt de kinderen kaartjes aan met daarop een tekening van verschillende ingrediënten voor de soep. Zij nodigt de kinderen uit om plaatjes te zoeken van de ingrediënten voor de soep. Bijvoorbeeld:
De keuterjuf wil de kinderen op deze manier op een geheel vrijblijvende manier in aanraking laten komen met symbolen en letters. |
6 K-TN 7
|
|
De kinderen kunnen relatie leggen tussen symbolen en liedjes.
|
De kleuterjuf biedt kaartjes aan in een mandje, waarop tekeningen van liedjes zijn afgebeeld die bij het Sint Jansfeest horen. Zij nodigt de kinderen om de beurt uit om een liedje uit het mandje “toveren”. Dit kind mag proberen te raden welk liedje er op het plaatje te zien is. Natuurlijk wordt het liedje vervolgens gezongen. |
4 K-TN 17
|