Periodeaanbod Voorjaar | a Taal: |
Periode aanbod: Vroege voorjaar
Onderdeel Taal
Leergebied |
De kleuters | De kleuterjuf | Verwijzing |
TAAL-NEDERLANDSE
|
Jongste kleuters doen ervaring op met begrippen en woorden passend bij “het vroege voorjaar”. De oudste en derdejaars kleuters kunnen de mensen de woorden en begrippen passend bij het thema “het vroege voorjaar” benoemen en begrijpen. Begrippen en woorden:
sneeuwklokje,krokus
|
De kleuterjuf speelt met de kinderen een ochtendspel dat gaat over de bolletjes die onder de aarde liggen te slapen (de wortelkindjes), en over “moeder aarde” die hen komt wekken. “Moeder aarde” verbeeldt de aardekracht, waardoor elk jaar de natuur weer tot leven komt. |
1 10 K-TN1 K-TN9 K-TN10
|
|
De oudste en derdejaars kleuters kunnen een tekening maken naar aanleiding van het ochtendspel over “de wortelkindjes”. |
De kleuterjuf nodigt de oudste en derdejaars kleuters uit om over de wortelkindjes en moeder aarde te tekenen. De kleuterjuf biedt daarvoor een tekenblad aan dat de kinderen dubbel mogen vouwen zodat ‘boven en onder de aarde’ ontstaat. Hierdoor ontstaat voor de kinderen een extra stimulans om over het onderwerp te tekenen. |
1 4 54 K-TN8 |
Vervolg: |
Jongste kleuters doen ervaring op met begrippen en woorden rondom het thema Pasen . De oudste en derd jaars kleuters kunnen de woorden en begrippen rondom het thema Pasen benoemen en begrijpen. Begrippen en woorden:
|
De kleuterjuf speelt samen met de kinderen een ochtend spel op rijm met versjes, liedjes en bewegingen over “de paashaas”. |
1 10
K-TN1 K-TN9 K-TN10
|
|
De oudste en derdejaars kleuters kennen de begrippen die een plaats of een beweging aanduiden. Zij kunnen deze begrippen ook actief gebruiken. Begrippen van plaats
Begrippen die een beweging aanduiden:
|
De kleuterjuf speelt met de kinderen het spel van de paashaas die de eieren heeft verstopt. De kinderen mogen in kleine groepjes op zoek gaan naar de verstopte eieren. De kleuterjuf helpt de kinderen die het verstopte ei niet kunnen vinden, door te omschrijven waar het ei ligt en gebruikt daarbij de begrippen van plaats en geeft aan hoe de kinderen moeten lopen om er te komen. Doordat de kleuterjuf dit telkens zo doet gaan de kinderen het nabootsen en kunnen de oudste kleuters de rol van de kleuterjuf overnemen. Voorbeeld van een omschrijving:
|
1 K-TN3
|
Vervolg: |
De jongste kleuters doen ervaring op met de begrippen van plaats. De oudste en derdejaars kleuters kunnen de begrippen van plaats begrijpen en actief gebruiken. Begrippen van plaats:
|
De kleuterjuf speelt met de kinderen een spelletje in de kring waarbij verschillende begrippen van plaats aan bod komen. De kleuterjuf zegt een raadselrijmpje. De kinderen worden uitgenodigd om daarop te reageren door hun handen naar de plek te bewegen die genoemd wordt. Spelletje:
Als de kinderen voldoende bekend zijn met dit spelletje, nodigt de kleuterjuf dagelijks een andere oudste kleuter uit om het rijmpje te zeggen en de bewegingen voor te doen. |
2 10 K-TN3
|
Vervolg: |
De jongste kleuters doen spelenderwijs ervaring op met spreken in grammaticaal correcte zinnen. De jongste kleuters doen ervaring op met eindrijm. De oudste en derdejaars kleuters kunnen stukjes tekst op rijm mee spreken. De oudste en derdejaars kleuters kunnen in eenvoudige grammaticaal correcte zinnen spreken en kunnen teksten van liedjes en versjes zeggen of zingen. |
De kleuterjuf vertelt het ochtendspel van “de wortelkindjes” in rijmvorm. Hetzelfde verhaal wordt dagelijks verteld en gespeeld. De kleuterjuf nodigt de kinderen uit om haar na te bootsen en stukjes tekst mee te spreken. Zij wil hen op een vanzelfsprekende manier ervaring laten opdoen met rijmen en spreken in grammaticaal correcte zinnen. Tekst op rijm:
Versjes:
Liedjes:
|
4 11 56 K-TN 2 K-TN4 K-TN9 |
|
De jongste kleuters doen spelenderwijs ervaring op met eindrijm. De oudste en derdejaars kleuters kunnen stukjes tekst op rijm mee spreken. De oudste en derdejaars kleuters kunnen in eenvoudige grammaticaal correcte zinnen spreken en kunnen teksten van verschillende versjes zeggen en de daarbij behorende gebaren maken. |
De kleuterjuf biedt gedurende één of twee weken dagelijks hetzelfde opzegversje of handgebaren spelletje aan. Ze spreekt de tekst en maakt de daarbij horende gebaren. Versjes/handgebarenspelletjes:
|
4 11 56 K-TN9 |
Vervolg: |
De jongste, oudste en derdejaars kleuters kunnen luisteren naar een verteld of voorgelezen verhaal en de inhoud ervan begrijpen. De jongste, oudste en derdejaars kleuters ervaren het verschil tussen de vastliggende tekst uit een boek en de “vrije” inhoud van het gesproken woord. |
Gedurende een week Verhalen:
Prentenboeken:
De kleuterjuf geeft de kinderen de mogelijkheid om het verhaal op verschillende manieren te verwerken:
|
1 4 54 K-TN12 K-TN13 |
Vervolg: |
De oudste en derdejaars kleuters kunnen zelf aan een leerling uit de 6de klas uitleggen hoe zij willen dat hun huisje of kasteel eruit komt te zien en hoe het dus uit het hout gezaagd moet worden.
|
De kleuterjuf laat elke oudste kleuter een eigen werktekening maken op hout van een huis of kasteel. Zij nodigt voor elk kind een kind uit de 6de klas uit komen om te helpen bij het uitzagen ervan. De kleuterjuf kiest er bewust voor om zelf geen instructie te geven aan de leerling uit de 6de klas. Zij geeft de kleuter de opdracht om zelf te vertellen hoe het huis of kasteel moet gaan worden. Hiermee wil zij de kleuter stimuleren zelf onder woorden te brengen wat zijn of haar wensen zijn.
|
1 K-TN17 K-TN10 K-TN11 |