Google

Kopafbeelding

Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
Stel een vraag
Periodeaanbod Voorjaar a Taal:

  Periode aanbod: Vroege voorjaar

   Onderdeel Taal

 

 

 

Leergebied

De kleuters De kleuterjuf Verwijzing

 

TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

 

 

 

 

 

 

 

Jongste kleuters doen ervaring op met begrippen en woorden passend bij “het vroege voorjaar”.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen de mensen de woorden en begrippen passend bij het thema “het vroege voorjaar” benoemen en begrijpen.

Begrippen en woorden:

  • wortels van de bomen
  • onder de grond
  • bolletjes
  • kleuren: rood, geel, paars, wit
  • vogeltjes: musje en vink
  • kwinkeleren
  • bloemen:trompet narcis,

sneeuwklokje,krokus

  • dunne/lange steel
  • Palm Pasen  
  • palmpaasstok
  • jurkjes
  • poort
  • moeder aarde
  • wortelkindjes

De kleuterjuf speelt met de kinderen een ochtendspel dat gaat over de bolletjes die onder de aarde liggen te slapen (de wortelkindjes), en over “moeder aarde” die hen komt wekken. “Moeder aarde” verbeeldt de aardekracht, waardoor elk jaar de natuur weer tot leven komt.
De kleuterjuf wil de kinderen op deze manier de gelegenheid geven zich in te leven in hetgeen er onder én op de aarde gebeurt in het vroege voorjaar. Doordat de kleuterjuf de daarbij behorende begrippen herhaaldelijk benoemt in de rijmpjes en versjes, kunnen kinderen de woorden en begrippen gaan begrijpen. De kleuterjuf nodigt de kinderen uit  om stukjes tekst mee te spreken waardoor de kinderen de woorden en begrippen actief kunnen gaan gebruiken.

1
2
Mondeling onderwijs

10
12
Taalbeschouwing

K-TN1
K-TN2
woordenschat en zegswijzen

K-TN9
vormen van spreken

K-TN10
gebruik verbale en non verbale middelen

 

 

 

 

 

De oudste en derdejaars kleuters kunnen een tekening maken naar aanleiding van het ochtendspel over “de wortelkindjes”.

De kleuterjuf nodigt de oudste en derdejaars kleuters uit om over de wortelkindjes en moeder aarde te tekenen. De kleuterjuf biedt daarvoor een tekenblad aan dat de kinderen dubbel mogen vouwen zodat ‘boven  en onder de aarde’ ontstaat. Hierdoor ontstaat voor de kinderen een extra stimulans om over het onderwerp te tekenen.

1
Mondeling onderwijs

4
5
9
Schriftelijk onderwijs

54
Kunstzinnige oriëntatie

K-TN8
Vormen van spreken
K-TN18
Soorten teksten schrijven

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

Jongste kleuters doen ervaring op met begrippen en woorden rondom het thema Pasen .

De oudste en derd jaars kleuters kunnen de woorden en begrippen rondom het thema Pasen  benoemen en begrijpen.

Begrippen en woorden:

  • Paashaas
  • Lange oren
  • Kip
  • Haan
  • Eieren
  • Kippenhok
  • Hippen
  • Eieren schilderen

De kleuterjuf speelt samen met de kinderen een ochtend spel op rijm met versjes, liedjes en bewegingen over “de paashaas”.
Elke dag kiest zij andere kinderen uit om de rol van paashaas en de kip op zich te nemen.
Het ochtendspel wordt gedeeltelijk als kringspel gespeeld.
De kleuterjuf wil door middel van dit spel het paasfeest beleefbaar maken voor de kinderen.
De kleuterjuf nodigt de kinderen uit om stukjes tekst mee te spreken waardoor de kinderen de woorden en begrippen actief kunnen gaan gebruiken.

1
2
Mondeling onderwijs

10
12
Taalbeschouwing

 

K-TN1
K-TN2
woordenschat en zegswijzen

K-TN9
vormen van spreken

K-TN10
gebruik verbale en non verbale middelen

 

 

De oudste en derdejaars kleuters kennen de begrippen die een plaats of een beweging aanduiden. Zij kunnen deze begrippen ook actief gebruiken.

Begrippen van plaats

  • In
  • OP
  • Onder
  • Tussen
  • Achter
  • Naast

Begrippen die een beweging aanduiden:

  • Langs
  • Onderdoor
  • Overheen
  • Tussendoor
  • Voorlangs
  • Achterlangs
  • Doorheen

De kleuterjuf speelt met de kinderen het spel van de paashaas die de eieren heeft verstopt. De kinderen mogen in kleine groepjes op zoek gaan naar de verstopte eieren. De kleuterjuf helpt de kinderen die het verstopte ei niet kunnen vinden, door te omschrijven waar het ei ligt en gebruikt daarbij de begrippen van plaats en geeft aan hoe de kinderen moeten lopen om er te komen.  Doordat de kleuterjuf dit telkens zo doet gaan de kinderen het nabootsen en kunnen de oudste kleuters de rol van de kleuterjuf overnemen.

Voorbeeld van een omschrijving:

  • Het ei ligt achter iets roods en je vindt het als je langs de vensterbank loopt

 

1
2
Mondeling onderwijs

K-TN3
herkennen van woord en zinskenmerken

 

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

De jongste kleuters doen ervaring op met de begrippen van plaats.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen de begrippen van plaats  begrijpen en actief gebruiken.

Begrippen van plaats:

  • achter
  • onder
  • tussen
  • op
  • in
  • voor

De kleuterjuf speelt met de kinderen een spelletje in de kring waarbij verschillende begrippen van plaats aan bod komen. De kleuterjuf zegt een raadselrijmpje. De kinderen worden uitgenodigd om daarop te  reageren door hun handen naar de plek te bewegen die genoemd wordt.

Spelletje:

  • wiede wiede wug… alle handjes achter je rug
  • Huisje, huisje; je loopt met je hand op je bil

Als de kinderen voldoende bekend zijn met dit spelletje, nodigt de kleuterjuf dagelijks een andere oudste kleuter uit om het rijmpje te zeggen en de bewegingen voor te doen.

2
3
Mondeling onderwijs

10
Taalbeschouwing

K-TN3
herkennen van woord en zinskenmerken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vervolg:
TAAL-
NEDERLANDSE
TAAL

De jongste kleuters doen spelenderwijs ervaring op met spreken in grammaticaal correcte zinnen.

De jongste kleuters doen ervaring op met eindrijm.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen stukjes tekst op rijm mee spreken.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen in eenvoudige grammaticaal correcte zinnen spreken en kunnen teksten van liedjes en versjes zeggen of zingen.

De kleuterjuf vertelt het ochtendspel van “de wortelkindjes” in rijmvorm. Hetzelfde verhaal wordt dagelijks verteld en gespeeld. De kleuterjuf nodigt de kinderen uit om haar na te bootsen en stukjes tekst mee te spreken. Zij wil hen op een vanzelfsprekende manier ervaring laten opdoen met rijmen en spreken in grammaticaal correcte zinnen.

Tekst op rijm:

  • De wortelkindjes springen op uit hun holletje en wrijven de aarde van hun buik en bolletje
  • Lapjes knippen met de schaarKnippen maar ja zo tot daar
  • insteken doorhalen vele malen
  • Wat een gerommel,wat een gestommel
  • Onder de aarde zo diep, zo diepWeet jij wie daar sliep?

Versjes:

  • hokus spokus zegt de krokus
  • Kabouter Basje die viel in een plasje
  • De houthakker
  • Wat hoor ik toch

Liedjes:

  • Onder de wortels van de bomen
  • Er liggen bolletjes in de grond
  • Zeg ken jij de wortelkindertjes?
  • Stevig stappen onze beentjes
  • Huppel de puppel daar komen wij aan
  • Krokus bolletje
  • Pink pink pink, vrolijk roepen mus en vink
  • De lente is weer in het land

4
9
Schriftelijk onderwijs

11
Taalbeschouwing

56
Kunstzinnige oriëntatie

K-TN 2
woordenschat en zegswijzen

K-TN4
woordstructuur en zinsbouw doorzien

K-TN9
vormen van spreken

 

 

 

De jongste kleuters doen spelenderwijs ervaring op met eindrijm.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen stukjes tekst op rijm mee spreken.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen in eenvoudige grammaticaal correcte zinnen spreken en kunnen teksten van verschillende versjes zeggen en de daarbij behorende gebaren maken.

De kleuterjuf biedt gedurende één of twee weken dagelijks hetzelfde opzegversje of handgebaren spelletje aan. Ze spreekt de tekst en maakt de daarbij horende gebaren.
De oudste en derdejaars kleuters worden (als ze het versje goed kennen) als groep of individueel uitgenodigd om het versje zelfstandig op te zeggen.

Versjes/handgebarenspelletjes:

  • Jongens meisjes aan de kant daar komt een grote olifant
  • Kabouter Basje die viel in een plasje
  • Wat hoor ik daar wat klingelt daar zo lang
  • Hokus  spokus zegt de krokus
  • Opa is blij en oma is blij
  • Eén haasje zit in het veld
  • Haasje Hip zit in het veld

4
9
Schriftelijk onderwijs

11
Taalbeschouwing

56
Kunstzinnige oriëntatie

K-TN9
KT-N10
Vormen van spreken
Gebruik
(non)
Verbale
Middelen

Vervolg:
TAAL-
NEDERLANDSE
TAAL

De jongste, oudste en derdejaars kleuters kunnen luisteren  naar een verteld of voorgelezen verhaal en de inhoud ervan begrijpen.

De jongste, oudste en derdejaars kleuters ervaren het verschil tussen de vastliggende tekst uit een boek en de “vrije” inhoud van het gesproken woord.

Gedurende een week
vertelt de kleuterjuf dagelijks het zelfde verhaal dat past bij de periode het vroege voorjaar, palm pasen of Pasen.

Verhalen:

  • Het wordt lente
  • De wolf en de zeven geitjes
  • Van het jongetje dat meegenomen wilde worden
  • Krik in het voorjaar
  • Kroetsemoegeltje (uit kaboutersprookjes)
  • Het gouden ei (uit: Nog een keer)
  • Peter en de zon

 
Gedurende een week leest de kleuterjuf voor uit een prentenboek dat past bij de periode het vroege voorjaar, Palm Pasen  of Pasen.

Prentenboeken:

  • De wortelkindjes
  • Klop klop klop wie is daar
  • Pinto en de reus
  • Het gouden ei (gouden boekje)
  • Konijntje Wipweg
  • Het allermooiste ei

De kleuterjuf geeft de kinderen de mogelijkheid om het verhaal op verschillende manieren te verwerken:

  • Een tekening maken naar aanleiding van het verhaal
  • Het verhaal door één of meerdere kinderen  laten na vertellen evt. aan de hand van prenten.
  • De kinderen te laten reageren op door haar gestelde vragen over het verloop/de inhoud van het verhaal
  • Naspelen van het verhaal d.m.v. rollenspel of een tafelspelletje
  • Naspelen / bouwen van het verhaal tijdens het vrije spel.

 

1
3
Mondeling onderwijs

4
5
9
Schriftelijk onderwijs

54
56
Kunstzinnige oriëntatie

K-TN12
Luisteren

K-TN13
Soorten teksten onderscheiden

Vervolg:
TAAL-
NEDERLANDSE
TAAL

De oudste en derdejaars kleuters kunnen zelf aan een leerling uit de 6de klas uitleggen hoe zij willen dat hun huisje of kasteel eruit komt te zien en hoe het dus uit het hout gezaagd moet worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De kleuterjuf laat elke oudste kleuter een eigen werktekening maken op hout van een huis of kasteel. Zij nodigt voor elk kind een kind uit de 6de klas uit komen om te helpen bij het uitzagen ervan. De kleuterjuf kiest er bewust voor om zelf geen instructie te geven aan de leerling uit de  6de klas. Zij geeft de kleuter de opdracht om zelf te vertellen hoe het huis of kasteel moet gaan worden. Hiermee wil zij de kleuter stimuleren zelf onder woorden te brengen wat zijn  of haar wensen zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1
2
3
Mondeling onderwijs

K-TN17
Vormen van spreken

K-TN10
Gebruik (non) verbale middelen

K-TN11
Standpunt verwoorden