Periodeaanbod Carnaval | a Taal: |
Periode aanbod: Carnaval
Onderdeel Taal
Leergebied |
De kleuters | De kleuterjuf | Verwijzing |
TAAL-NEDERLANDSE
|
De jongste kleuters doen ervaring op met woorden en begrippen die worden gebruikt rond het thema De oudste en derdejaars kleuters kunnen de woorden en begrippen rond het thema “kabouters” begrijpen en actief gebruiken. Woorden en begrippen:
|
De kleuterjuf speelt met de kinderen een ochtendspel dat gaat over ‘kabouter Roodmuts’ en ‘reus Tierlantijn’. Zodoende kunnen de kinderen zich inleven in de grote verdrietige reus en de kleine, ondeugende kabouter. De kleuterjuf wil op deze manier de kinderen ervaring laten opdoen met begrippen zoals: blij, boos en verdrietig. |
2 10 K-TN1 K-TN9 K-TN10
|
Vervolg:
|
De jongste kleuters doen spelenderwijs ervaring op met spreken in grammaticaal correcte zinnen en met eindrijm. De oudste en derdejaars kleuters kunnen stukjes tekst op rijm meespreken. De oudste en derdejaars kleuters kunnen in eenvoudige grammaticaal correcte zinnen spreken en kunnen teksten van liedjes en versjes zeggen of zingen. |
De kleuterjuf vertelt het ochtendspel/verhaal in rijmvorm. Hetzelfde verhaal wordt dagelijks verteld en gespeeld. De kleuterjuf nodigt de kinderen uit om haar na te bootsen en stukjes tekst mee te spreken. Zij wil hen op een vanzelfsprekende manier ervaring laten opdoen met het rijmen en het spreken in grammaticaal correcte zinnen Tekst op rijm :
kijk hij moet bijna huilen.
zit niet te huilen, hij heeft het juist fijn Liedje:
|
4 11 56 K-TN 2 K-TN4 K-TN9 |
|
De jongste kleuters doen ervaring op met de taal als middel om zich te uiten en met het zich aanpassen aan gespreksregels zoals: luisteren naar elkaar, één kind mag tegelijk praten. De oudste en derdejaars kleuters kunnen naar elkaar luisteren en gerichte vragen stellen. De oudste en derdejaars kleuters kunnen voldoende luid en duidelijk gearticuleerd spreken. |
De kleuterjuf geeft de kinderen tijdens korte kringgesprekjes de gelegenheid om te vertellen over hoe ze verkleed zullen komen op het kabouterfeest. |
1 10 34 K-TN5 K-TN7
|
Vervolg:
|
De jongste kleuters doen spelenderwijs ervaring op met eindrijm in versjes en handgebarenspelletjes. De oudste en derdejaars kleuters kunnen stukjes tekst op rijm mee spreken. De oudste en derdejaars kleuters kunnen teksten van verschillende kabouter liedjes en versjes zeggen/zingen en de daarbij behorende gebaren maken. |
De kleuterjuf biedt gedurende één of twee weken dagelijks dezelfde handgebaren spelletjes en klapspelletjes aan. Versjes/handgebarenspelletjes:
mijn handen gaan naar de lelletjes van mijn oren Klapspelletjes:
|
4 11 56 K-TN9 |
|
De oudste en derdejaars kleuters kunnen een tekening maken naar aanleiding van het ochtendspel over |
De kleuterjuf nodigt de oudste en derdejaars kleuters uit om over “de kabouter en de reus” of over het kabouterverhaal te tekenen. |
1 4 54 K-TN8 |
Vervolg: |
De jongste, oudste en derdejaars kleuters kunnen luisteren naar een verteld of voorgelezen verhaal en de inhoud ervan begrijpen. De jongste, oudste en derdejaars kleuters ervaren het verschil tussen de vastliggen tekst uit een boek en de “vrije” inhoud van het gesproken woord. |
Gedurende een week
Gedurende een week leest de kleuterjuf dagelijks het zelfde verhaaltje voor uit het voorleesboek “Het jaar rond met de kaboutertjes”:
|
1 4 54
K-TN12 K-TN13 |