Periodeaanbod Kerst | a Taal: |
Periode aanbod: Kerst Driekoningen
Onderdeel Taal
Leergebied |
De kleuters | De kleuterjuf | Verwijzing |
TAAL-NEDERLANDSE
|
De jongste kleuters doen ervaring op met de woorden en begrippen die voorkomen in het Kerst- en Driekoningenspel. De oudste en derdejaars kleuters kunnen de woorden en begrippen die voorkomen in het Kerst- en Driekoningenspel benoemen begrijpen. Begrippen:
|
De kleuterjuf vertelt dagelijks het Kerst- of het Driekoningenverhaal op rijm en in liedvorm. Elke dag kiest de kleuterjuf andere kinderen uit, voor de verschillende rollen die gespeeld mogen worden. De kinderen luisteren naar het verhaal en verrichten, afhankelijk van de rol die ze spelen, de daarbij behorende handelingen. Het Kerst- en Driekoningenverhaal en de daarin voorkomende begrippen krijgen inhoud voor de kinderen door het vertelde zelf te verbeelden en/of verbeeld te zien.
|
2 K-TN1 K-TN10 K-TN9
|
Vervolg:: |
De jongste kleuters doen spelenderwijs ervaring op met eindrijm. De oudste en derdejaars kleuters kunnen stukjes tekst op rijm mee spreken. De oudste en derdejaars kleuters kunnen in eenvoudige grammaticaal correcte zinnen spreken en kunnen teksten van liedjes en versjes zeggen of zingen. |
De kleuterjuf vertelt het Kerstverhaal/spel en het Driekoningenverhaal/spel in rijmvorm. Het verhaal wordt dagelijks op dezelfde manier verteld en gespeeld. De kleuterjuf nodigt de kinderen uit om een rol uit het verhaal te spelen en stukjes tekst mee te spreken. Zij wil hen op een vanzelfsprekende manier ervaring laten opdoen met het rijmen en het spreken in grammaticaal correcte zinnen.
|
1 4 11 K-TN 2 K-TN4 K-TN9 |
|
De jongste kleuters doen ervaring op met de begrippen van plaats. De oudste en derdejaars kleuters kennen de begrippen van plaats en kunnen deze actief en passief gebruiken. Begrippen van plaats:
|
De kleuterjuf laat de kinderen de ‘begrippen van plaats’ ervaren in het Driekoningenspel, door elke koning in het paleis op een andere plek te laten wonen.
Door ook in het de daadwerkelijke opbouw van het spel de ene koning een hoge plek te geven en de andere juist een lage plek, worden de begrippen boven en onder aan den lijve ervaren. |
47 K-TN3
|
Vervolg:: |
De jongste kleuters doen ervaring op met het verwoorden van ervaringen en het geven van hun mening. Ze oefenen met het wachten om iets te vertellen tot ze aan de beurt zijn. De oudste en derdejaars kleuters kunnen verwoorden wat ze hebben meegemaakt en kunnen er hun mening over geven. Ze kunnen zich houden aan elementaire gespreksregels. |
De kleuterjuf geeft na het spelen van het Kerst-/ Driekoningen-spelletje alle kinderen de gelegenheid iets te zeggen over het spel en over de rol die ze gespeeld hebben. Zo kunnen zij hun mening geven over hoe ze het vonden om een bepaalde rol te spelen. Voor de jongste kleuters vertelt juffie in hun plaats wat ze gezien heeft toen het betreffende kind meespeelde. Bijv. “Wat was je een lief schaapje, ik zag je over het dammetje klimmen”. |
1 10 34
K-TN5 K-TN7vormen van spreken K-TN11 |
|
De oudste en derdejaars kleuters kunnen een (deel van een verhaal) navertellen. Voorleesboeken:
|
De kleuterjuf leest (tijdens het eten) voor uit een boek, waarbij elke dag een volgend hoofdstuk aan bod komt. De kleuterjuf nodigt elke dag een oudste- of derdejaarskleuter uit om iets over het vorige hoofdstuk te vertellen.
|
1 4 54 K-TN7
|
Vervolg:: |
De jongste kleuters doen ervaring op met het naspelen/vertellen van een verhaal. De oudste en derdejaars kleuters kunnen het Kerst- en Driekoningenverhaal naspelen en vertellen. |
Tijdens het vrije spel biedt de kleuterjuf de kinderen de gelegenheid om het Kerst of Driekoningenspel zelf te spelen. De kinderen kunnen daarbij gebruik maken van de grote Kerststal, de kribbe en wat attributen. |
1 54 K-TN7 |
|
De oudste en derdejaars kleuters kunnen een (deel van een verhaal) navertellen. Voorleesboeken:
|
De kleuterjuf leest (tijdens het eten) voor uit een boek, waarbij elke dag een volgend hoofdstuk aan bod komt. De kleuterjuf nodigt elke dag een oudste of derdejaars kleuter uit om te vertellen waar het vorige hoofdstuk over ging.
|
1 4 K-TN7 |
|
De oudste en derdejaars kleuters kunnen de inhoud van het Kerst- en Driekoningenverhaal tekenen.
|
De kleuterjuf nodigt de oudste en derdejaars kleuters uit om een tekening te maken over het Kerst- of Driekoningen verhaal. Als stimulans kan de kleuterjuf een tekenblad aanbieden in de vorm van het stalletje. Of een blad met een blauwe rand (de lucht in de nacht) waarop sterretjes en engeltjes geplakt mogen worden als de tekening klaar is. |
1 4 54 K-TN18 |
Vervolg::
|
De jongste kleuters tonen interesse in prentenboeken en kunnen luisteren naar een verhaal dat wordt voorgelezen of verteld. De oudste en derdejaars kleuters kunnen in een boek een bepaald plaatje terugvinden. |
De kleuterjuf verteld meerdere dagen achtereen hetzelfde Advent- of Kerstverhaal of leest eenzelfde prentenboek voor. De kleuterjuf wil door deze herhaling de kinderen de gelegenheid geven het verhaal helemaal in zich op te nemen en het zich eigen maken. Na het voorlezen van een prentenboek mag één van de kinderen het mooiste plaatje uit het verhaal opzoeken en het boek met de uitgekozen plaat voorop, op de boekenstandaard zetten. verhalen:
prentenboeken:
|
3 4 56 K-TN12 K-TN13 K-TN15 K-TN16 |
Vervolg:: |
Jongste kleuters doen ervaring op met het meespreken en zingen van versjes,liedjes en spreuken en met het maken van de erbij bijbehorende bewegingen. De oudste en derdejaars kleuters kunnen de spreuken, liedjes en opzegversjes zingen of opzeggen en de erbij bijbehorende bewegingen maken. Versjes, liedjes en spreuken voor de advents-, Kerst- en Driekoningentijd:
|
De kleuterjuf biedt een spreuk aan die speciaal in deze periode passend is. Deze spreuk wordt elke dag aan het begin van de dag opgezegd. Dagelijks zingt de kleuterjuf samen met de kinderen dezelfde Kerstliedjes en er worden passende bewegingen bij gemaakt om de tekst te ondersteunen. De kleuterjuf stimuleert de kinderen om mee te zingen en mee te bewegen. |
1 4
K-TN9 K-TN10
|
|
De oudste en derdejaars kleuters kunnen een plaatje (symbool) herkennen en het erbij horende liedje benoemen.
|
De kleuterjuf laat dagelijks één van de oudste of derdejaars kleuters bedenken welke Kerstliedjes er bij de plaatjes horen in het boek met Kerstliedjes. Vervolgens wordt telkens het liedje met elkaar gezongen, terwijl het uitgekozen kind de kring rondgaat met het plaatje, zodat ook de andere kinderen het plaatje bij het liedje kunnen bekijken. |
4 10 K-TN15 |
TAAL- |
De jongste kleuters doen ervaring op met het luisteren naar en meezingen met een Engels liedje. De oudste en derdejaars kleuters kunnen het liedje “I Wish you a merry Christmas” meezingen. |
De kleuterjuf zingt samen met de kinderen een Engels Kerstliedje. Het zelfde liedje wordt ook in het Nederlands wordt gezongen, waardoor de kinderen de betekenis van het liedje begrijpen. |
13 K-TV2 |