Google

Kopafbeelding

Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
Stel een vraag
Periodeaanbod a Taal:

  Periode aanbod: Advent

   Onderdeel Taal

 

 

 

Leergebied

De kleuters De kleuterjuf Verwijzing

TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

 

 

 

 

 

 

De jongste kleuters doen ervaring op met de begrippen van plaats en tijd.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen tijd, ruimte en beweging in hun spreektaal verwoorden.

Woorden en begrippen:

  • vandaag
  • morgen
  • overmorgen.
  • nu
  • straks
  • ver weg
  • dichterbij
  • hier
  • daar

De kleuterjuf speelt met de kinderen in het ochtendspel: “Sinterklaas verwachting” de belevenissen van grootvader en kleinkind die op de stoomboot wachten. De kleuterjuf wil de kinderen de tijd die voorbij gaat laten ervaren. Iedere dag komt de boot in het verhaal en op de jaartafel iets dichterbij. De begrippen van plaats en tijd worden daarbij dagelijks benoemd en gespeeld, zodat de kinderen de begrippen kunnen ervaren en beleven.
De kinderen worden uitgenodigd om stukjes tekst mee te spreken waardoor de kinderen ervaring kunnen opdoen met het actief gebruiken van de woorden en begrippen.

2
3
Mondeling onderwijs

10
taalbeschouwing

K-TN3
Herkennen van woorden zins-
Kenmerken

 

 

 

 

 

De jongste kleuters doen spelenderwijs ervaring op met eindrijm.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen stukjes tekst op rijm mee spreken.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen in eenvoudige grammaticaal correcte zinnen spreken en kunnen de teksten van liedjes en versjes zeggen of zingen.

 

 

De kleuterjuf vertelt het verhaal van het ochtendspel in rijmvorm.
Dit verhaal wordt dagelijks verteld en gespeeld. De kleuterjuf nodigt de kinderen uit om haar na te bootsen en stukjes tekst mee te spreken. Zij wil hen hierdoor op een vanzelfsprekende manier ervaring laten opdoen met rijmen en spreken in grammaticaal correcte zinnen.

 

4
9
Schriftelijk onderwijs

10
11
Taalbeschouwing

56
Kunstzinnige oriëntatie

K-TN 2
woordenschat en zegswijzen
K-TN4
woordstructuur en zinsbouw doorzien
K-TN9
vormen van spreken

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

De jongste kleuters doen ervaring op met eindrijm.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen eindrijm zelfstandig toepassen.

 

De kleuterjuf speelt met de kinderen een naam-rijmspelletje. Zij nodigt de kinderen uit om klassikaal het rijmpje af te maken door de juiste naam van een kind te noemen.
Dit spelletje wordt dagelijks gespeeld, om de kinderen duidelijk te  maken wie er aan de beurt is om de stoel bij te tafel brengen.

Bijvoorbeeld:

  • Timpe tampe toos… nu mag… (Roos)

4
9
Schriftelijk onderwijs

10
11
Taalbeschouwing

56
Kunstzinnige oriëntatie

K-TN 2
woordenschat en zegswijzen

 

 

De jongste kleuters doen ervaring op met het nabootsen van bewegingen passend bij de tekst.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen samen met andere kleuters een versje zelfstandig opzeggen. Zij kunnen bewegingen maken die passend zijn bij de tekst.

Opzegversjes:

  • Op de dijk staan met z’n vieren
  • Over de zee grote zee
  • Vijf Pietjes hebben dolle pret
  • Zwarte Piet en de schoorsteen
  • Sterrenlichtjes neem ik mee

De kleuterjuf ondersteunt de tekst van versjes en vingerspelletjes door (non-)verbale middelen zoals stem, beweging en gebaren te gebruiken. Een aantal opzegversjes wordt dagelijks een aantal keren herhaald.
De kleuterjuf nodigt de kinderen uit om de tekst mee te spreken en de gebaren na te bootsen.

De kleuterjuf nodigt eventueel de jongste, oudste en derdejaars kleuters uit om het versje met elkaar maar zonder juf op te zeggen.

 

2
Mondeling onderwijs
12
Taalbeschouwing

K-TN4
woord-
structuur en zinsbouw

K-TN9
vormen van spreken

K-TN 10
gebruik non verbale middelen

 

 

 

 

2
Mondeling onderwijs
12
Taalbeschouwing

K-TN4
woord-
structuur en zinsbouw

K-TN9
vormen van spreken

K-TN 10
gebruik non verbale middelen

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

De jongste kleuters doen ervaring op met het meespreken van een versje en het nabootsen van bewegingen passend bij de tekst.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen samen met andere kleuters een versje zelfstandig opzeggen. Zij kunnen bewegingen maken die passend zijn bij de tekst

Vingerspelletje:

  • Sinterklaas en Pieterbaas die klommen op het dak

 

De kleuterjuf speelt dagelijks een vingerspelletje met vingerpopjes (een Pietje en een Sinterklaasje) op haar vinger. De kinderen worden uitgenodigd de bewegingen met de hun vingers mee te doen en de tekst mee te spreken.

 

 

 

De jongste kleuters doen ervaring op met de verschillende begrippen en het maken van de daarbij behorende bewegingen.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen handelingen,  lichaamsdelen benoemen.

Handelingen en lichaamsdelen:

  • klimmen
  • huppen
  • hinken
  • handen hoog/ laag
  • been naar voren/ achter
  • naar achter rollen/

terug rollen

De kleuterjuf zingt en speelt samen met de kinderen een lied waarbij de zwarte Pieten gaan gymmen.
De kleuterjuf herhaalt het liedje een aantal keren. Zij maakt daarbij de bewegingen die passen in de tekst en nodigt de kinderen uit om mee te zingen en te bewegingen. De kleuterjuf benoemd vooraf telkens de lichaamsdelen en bewegingen die in het liedje aan bod zullen komen.

 

 

2
Mondeling onderwijs

10
12
Taalbeschouwing

K-TN1
woordenschat en zegswijzen
K-TN3
herkennen van woord en zinskenmerken
K-TN9
vormen van speken
K-TN12
luisteren

 

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

De jongste kleuters krijgen de gelegenheid om ervaring op te doen met vertellen over eigen ervaringen.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen in een kringgesprekje vertellen over eigen ervaringen en zich daarbij aan het thema houden.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen handelingen en gebeurtenissen beschrijven en tijd aanduiden buiten het hier en nu.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen zij luisteren naar de verhalen van andere kinderen en daarna kleine stukjes na vertellen.

De kleuterjuf geeft dagelijks  drie kinderen de gelegenheid om tijdens het kringgesprekjes iets te vertellen over het thema Sinterklaas.
De kleuterjuf wil het naar elkaar luisteren stimuleren en vraagt daarom : “Weten jullie nog wat er met… was gebeurd?” Een oudste kleuter mag navertellen wat een ander kind had meegemaakt.

 

 

 

 

1
2
3
Mondeling onderwijs

10
Taalbeschouwing

34
Mens en samenleving

K-TN3
herkennen
van woord en
zinskenmerk

K-TN5
K-TN6
communiceren en regels

K-TN7
K-TN8
vormen van spreken

K-TN11
standpunt verwoorden

K-TN12
Luisteren

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

 

 

 

 

 

De oudste en derdejaars kleuters kunnen de inhoud van het ochtendspel/verhaal weergeven in een tekening.

De kleuterjuf nodigt de kinderen uit een tekening te maken over het ochtendspel of verteld verhaal.
De kleuterjuf bedenkt samen met de kinderen wat er in het verhaal gebeurt en wat er getekend kan worden.

1
Mondeling onderwijs
4
5
9
Schriftelijk onderwijs
54
Kunstzinnige oriëntatie

K-TN16
Onderscheiden van kenmerken
K-TN18
Soorten teksten schrijven

 

 

 

De kinderen ervaren onderscheid tussen vastliggende tekstinhoud uit een boek en een verteld verhaal.

De kinderen tonen interesse in prentenboeken en kunnen luisteren naar een voorgelezen of verteld  verhaal.

De oudste en derdejaars kleuters kunnen de verhaal inhoud begrijpen en de volgende dag navertellen.

De kleuterjuf leest tijdens het eten voor uit een boek, waarbij elke dag een volgend hoofdstuk aan bod komt. De kleuterjuf nodigt elke dag een kind uit om in het boek op te zoeken waar we de vorige dag gebleven waren en te vertellen waar het verhaal de vorige dag over ging.

Voorlees boeken:

  • Arjan en Marieke
  • Daar wordt aan de deur geklopt
  • Pieterbazen zijn nooit moe

 verhalen:

  • Sterrendaalders
  • Bruintje Baas komt logeren
  • Het kleinste stukje speelgoed
  • Een lichtje op het dak
  • Het lelijke hondje
  • Waarom Sinterklaas een nieuwe mantel kreeg
  • Maria en haar tocht langs de sterren
  • De vier kaarsen
  • De appelboom in de winter

3
Mondeling onderwijs

4
9
Schriftelijk onderwijs

56
Kunstzinnige oriëntatie

K-TN 12
Luisteren
K-TN 13
Soorten teksten onderscheiden
K-TN15
Bronnen raadplegen

Vervolg:
TAAL-NEDERLANDSE
TAAL

De jongste kleuters doen ervaring op met het luisteren naar “opdrachtjes”. Door nabootsing ervaren zij wat de verschillende begrippen van plaats inhouden.

De oudste en derdejaars kleuters kennen de begrippen van plaats en kunnen zelfstandig de daarbij behorende opdracht uitvoeren

De kleuterjuf speelt met de kinderen een toverspelletje, waarin de begrippen van plaats centraal staan.
Bijvoorbeeld:

  • wiede wiede woel alle kinderen staan op de stoel
  •  alle handjes naast de stoel
  •  alle voetjes onder de stoel

Als het spel een aantal dagen gespeeld is nodigt de kleuterjuf de oudste kleuters één voor één  uit om ‘te toveren’. Zo wil zij de kinderen uitnodigen om de begrippen van plaats zelf actief te gebruiken.

 

1
Mondeling onderwijs
4
5
9
Schriftelijk onderwijs

54
Verhaalbegrip
K-TN 18
soorten teksten schrijven