Periodeaanbod | a Taal: |
Periode aanbod: Advent
Onderdeel Taal
Leergebied |
De kleuters | De kleuterjuf | Verwijzing |
TAAL-NEDERLANDSE
|
De jongste kleuters doen ervaring op met de begrippen van plaats en tijd. De oudste en derdejaars kleuters kunnen tijd, ruimte en beweging in hun spreektaal verwoorden. Woorden en begrippen:
|
De kleuterjuf speelt met de kinderen in het ochtendspel: “Sinterklaas verwachting” de belevenissen van grootvader en kleinkind die op de stoomboot wachten. De kleuterjuf wil de kinderen de tijd die voorbij gaat laten ervaren. Iedere dag komt de boot in het verhaal en op de jaartafel iets dichterbij. De begrippen van plaats en tijd worden daarbij dagelijks benoemd en gespeeld, zodat de kinderen de begrippen kunnen ervaren en beleven. |
2 10 K-TN3
|
|
De jongste kleuters doen spelenderwijs ervaring op met eindrijm. De oudste en derdejaars kleuters kunnen stukjes tekst op rijm mee spreken. De oudste en derdejaars kleuters kunnen in eenvoudige grammaticaal correcte zinnen spreken en kunnen de teksten van liedjes en versjes zeggen of zingen.
|
De kleuterjuf vertelt het verhaal van het ochtendspel in rijmvorm.
|
4 10 56 K-TN 2 |
Vervolg: |
De jongste kleuters doen ervaring op met eindrijm. De oudste en derdejaars kleuters kunnen eindrijm zelfstandig toepassen.
|
De kleuterjuf speelt met de kinderen een naam-rijmspelletje. Zij nodigt de kinderen uit om klassikaal het rijmpje af te maken door de juiste naam van een kind te noemen. Bijvoorbeeld:
|
4 10 56 K-TN 2
|
|
De jongste kleuters doen ervaring op met het nabootsen van bewegingen passend bij de tekst. De oudste en derdejaars kleuters kunnen samen met andere kleuters een versje zelfstandig opzeggen. Zij kunnen bewegingen maken die passend zijn bij de tekst. Opzegversjes:
|
De kleuterjuf ondersteunt de tekst van versjes en vingerspelletjes door (non-)verbale middelen zoals stem, beweging en gebaren te gebruiken. Een aantal opzegversjes wordt dagelijks een aantal keren herhaald. De kleuterjuf nodigt eventueel de jongste, oudste en derdejaars kleuters uit om het versje met elkaar maar zonder juf op te zeggen.
|
2 K-TN4 K-TN9 K-TN 10 |
|
|
|
2 K-TN4 K-TN9 K-TN 10 |
Vervolg: |
De jongste kleuters doen ervaring op met het meespreken van een versje en het nabootsen van bewegingen passend bij de tekst. De oudste en derdejaars kleuters kunnen samen met andere kleuters een versje zelfstandig opzeggen. Zij kunnen bewegingen maken die passend zijn bij de tekst Vingerspelletje:
|
De kleuterjuf speelt dagelijks een vingerspelletje met vingerpopjes (een Pietje en een Sinterklaasje) op haar vinger. De kinderen worden uitgenodigd de bewegingen met de hun vingers mee te doen en de tekst mee te spreken. |
|
|
De jongste kleuters doen ervaring op met de verschillende begrippen en het maken van de daarbij behorende bewegingen. De oudste en derdejaars kleuters kunnen handelingen, lichaamsdelen benoemen. Handelingen en lichaamsdelen:
terug rollen |
De kleuterjuf zingt en speelt samen met de kinderen een lied waarbij de zwarte Pieten gaan gymmen.
|
2 10 K-TN1
|
Vervolg: |
De jongste kleuters krijgen de gelegenheid om ervaring op te doen met vertellen over eigen ervaringen. De oudste en derdejaars kleuters kunnen in een kringgesprekje vertellen over eigen ervaringen en zich daarbij aan het thema houden. De oudste en derdejaars kleuters kunnen handelingen en gebeurtenissen beschrijven en tijd aanduiden buiten het hier en nu. |
De kleuterjuf geeft dagelijks drie kinderen de gelegenheid om tijdens het kringgesprekjes iets te vertellen over het thema Sinterklaas.
|
1 10 34 K-TN3 K-TN5 K-TN7 K-TN11 K-TN12 |
Vervolg:
|
De oudste en derdejaars kleuters kunnen de inhoud van het ochtendspel/verhaal weergeven in een tekening. |
De kleuterjuf nodigt de kinderen uit een tekening te maken over het ochtendspel of verteld verhaal. |
1 K-TN16 |
|
De kinderen ervaren onderscheid tussen vastliggende tekstinhoud uit een boek en een verteld verhaal. De kinderen tonen interesse in prentenboeken en kunnen luisteren naar een voorgelezen of verteld verhaal. De oudste en derdejaars kleuters kunnen de verhaal inhoud begrijpen en de volgende dag navertellen. |
De kleuterjuf leest tijdens het eten voor uit een boek, waarbij elke dag een volgend hoofdstuk aan bod komt. De kleuterjuf nodigt elke dag een kind uit om in het boek op te zoeken waar we de vorige dag gebleven waren en te vertellen waar het verhaal de vorige dag over ging. Voorlees boeken:
verhalen:
|
3 4 56 K-TN 12 |
Vervolg: |
De jongste kleuters doen ervaring op met het luisteren naar “opdrachtjes”. Door nabootsing ervaren zij wat de verschillende begrippen van plaats inhouden. De oudste en derdejaars kleuters kennen de begrippen van plaats en kunnen zelfstandig de daarbij behorende opdracht uitvoeren |
De kleuterjuf speelt met de kinderen een toverspelletje, waarin de begrippen van plaats centraal staan.
Als het spel een aantal dagen gespeeld is nodigt de kleuterjuf de oudste kleuters één voor één uit om ‘te toveren’. Zo wil zij de kinderen uitnodigen om de begrippen van plaats zelf actief te gebruiken.
|
1 54
|
|
|
|
|