Periodeaanbod | A rekenen: |
Periode aanbod: Herfst
Onderdeel Rekenen
Leergebied |
De kleuters | De kleuterjuf | Verwijzing |
Vervolg: |
De oudste en derdejaars kleuters kunnen de grootste, de middelste en de kleinste aanwijzen. |
In het ochtendspel speelt de kleuterjuf met de kinderen een ochtend-spel waarin de kaboutertjes naar het bos gaan om hout te hakken. Een onderdeel van het spel is, dat de kaboutertjes grote takken hakken met een grote bijl (één been hakkend op en neer bewegen met grote bewegingen), iets kleinere takken hakken met de middelste bijl (één arm hakkend op en neer bewegen met gewone bewegingen) en de kleine takjes hakken met het kleinste bijltje (pink hakkend op en neer bewegen met kleine bewegingen). |
23 33 42 K-R-6
|
|
De oudste en derdejaars kleuters kennen de plaatsen in de kring en aan de tafel van zichzelf en van de andere kinderen. |
De kleuterjuf geeft twee oudste kleuters de taak om gedurende een periode de eetkleedjes van alle kinderen klaar te leggen op de tafel. Ieder kind heeft een eigen plaats, de eetkleedjes moeten dus op de eigen plek van een kind worden klaargelegd. De kleuterjuf helpt in eerste instantie bij het vinden van de plaatsen, zodat de oudste kleuters het later zelfstandig kunnen doen. |
23
|
|
De jongste kleuters doen ervaring op met het verdelen van het deeg in een aantal porties. De oudste en derdejaars kleuters kunnen het deeg in gelijke porties verdelen.
|
De kleuterjuf bakt met de kinderen wekelijks brood. Tijdens het kneden van het deeg wordt het deeg op verschillende manieren in porties verdeeld. Opdrachtjes:
|
23 26 33 K-R-7 |
Vervolg: |
De jongste kleuters doen ervaring op met het vullen van een glaasje tot de helft. De oudste en derdejaars kleuters kunnen een glaasje vullen tot de helft. |
De kleuterjuf laat de kinderen wekelijks bij toerbeurt een half glaasjes soep inschenken voor alle kinderen. De kleuterjuf laat de kinderen, bij het wekelijks maken van het brooddeeg, één voor één een half glaasje vullen met water en vervolgens toevoegen aan het deeg. |
23 26
33 K-R-7 |
|
De jongste kleuters doen ervaring op met tellen. De oudste en derdejaars kleuters kunnen de kinderen in de kring tellen. |
De kleuterjuf nodigt dagelijks één van de kinderen uit om het aantal kinderen in de kring te tellen. Zij laat ook de stoeltjes tellen die leeg zijn gebleven en laat de kinderen zelf ontdekken hoeveel kinderen er die dag niet op school zijn. |
23 26 K-R-1 |
|
De jongste kleuters beleven de vanzelfsprekende volgorde van de dag. De oudste en derdejaars kleuters kunnen de begrippen van tijd begrijpen en in de goede context gebruiken:
|
De kleuterjuf speelt samen met de kinderen een ochtendspel, waarin de kabouters de dag beleven vanaf het wakker worden en opstaan tot de avond als ze naar bed gaan. Zo wil zij de kinderen het ritme en de volgorde van de dag laten beleven met de daarbij behorende begrippen van tijd.
|
23 33 46 K-R-8 |
Vervolg:
|
De jongste kleuters rijgen een ketting en oefenen het tellen naar eigen inzicht en mogelijkheden. De oudste en derdejaars kleuters kunnen synchroon tellen tot ten minste 10. De oudste en derdejaars kleuters kunnen een bepaalde volgorde onthouden en deze als reeks aan een slinger rijgen. |
De kleuterjuf biedt de kinderen allerlei herfstmaterialen aan, waarmee slingers en kettingen geregen kunnen worden. De oudste- en derde jaars kleuters krijgen daarbij een gerichte opdracht. Opdrachten:
|
23 26 32 K-R-1 |
|
De jongste kleuters prikken een willekeurig aantal sterretjes uit en tellen deze naar eigen inzicht en mogelijkheden. De oudste en derdejaars kleuters kunnen het aantal sterretjes tellen dat ze hebben uitgeprikt. |
De kleuterjuf biedt de kinderen een prikwerkje aan, waar een aantal sterretjes uitgeprikt mogen worden. Zij stimuleert de kinderen het aantal uitgeprikte sterretjes te tellen:
|
23 26
K-R-3 |
|
De jongste, oudste en derdejaars kleuters kunnen verschillende kleuren vloeipapier sorteren. De oudste en derdejaars kleuters kunnen de kleuren bewust gebruiken in een bepaalde volgorde. |
De kleuterjuf maakt met de kinderen een lantaarntje van een glaasje dat beplakt wordt met kleine stukjes vloeipapier in verschillende kleuren. De kleuterjuf biedt daarvoor bakjes aan zodat de stukjes vloeipapier op kleur gesorteerd kunnen worden. Zij biedt de jongste kleuters de mogelijk-heid om het potje op eigen wijze te beplakken. Zij stimuleert de oudste en derdejaarskleuters om de kleuren in een bepaalde reeks te gebruiken. |
26 K-R-4
|
Vervolg:
|
De kinderen kunnen een hoeveelheid in twee gelijke stukjes verdelen. |
De kleuterjuf laat in deze periode het thema delen op verschillende manieren aan de orde komen. Bijvoorbeeld:
|
24 K-R-6 |
|
De oudste en derdejaars kleuters kunnen zich oriënteren in de ruimte en onthouden in welke volgorde die gelopen is.
|
De kleuterjuf speelt samen met de kinderen een ochtendspel, waarin de kaboutertjes aan het einde van de dag weer terug gaan naar huis. De kleuterjuf laat één van de oudste kleuters voorop lopen. Zij nodigt dit kind uit om dezelfde weg in omgekeerde volgorde terug te gaan langs de “hindernissen”. De kleuterjuf kan op deze manier elke dag een andere oudste- of derde jaars kleuter observeren en waarnemen of het desbetreffende kind al enig ruimtelijk inzicht heeft ontwikkeld. |
23 32
|
|
De oudste en derdejaars kleuters kunnen een vierkant een driehoek en een cirkel tekenen.
|
De kleuterjuf observeert of oudste en derde jaars kleuters in hun tekeningen de geometrische figuren kunnen tekenen. Zij gebruikt de namen ervan op een vanzelfsprekende manier, zodat kinderen er op een natuurlijke manier kennis mee kunnen maken.
|
23 32
|
|
|
|
|
|
|
|
|