Periodeaanbod | A leefomgeving: |
Periode aanbod: Herfst en Sint Maarten
Onderdeel Leefomgeving
Leergebied |
De kleuters | De kleuterjuf | Verwijzing |
LEEFOM-GEVING-
|
De jongste kleuters doen ervaring op met plaatsbegrippen. De jongste kleuters doen ervaring op met het zich oriënteren in de ruimte. De jongste-, oudste en derdejaars kleuters zien en beleven hoe ruimte vanuit voorstelling ingericht kan worden. De oudste en derdejaars kleuters kennen begrippen van plaats en ruimte. Begrippen:
|
De kleuterjuf speelt samen met de kinderen een ochtend-spel waarin de kabouters op hun weg door het bos allerlei “hindernissen” tegen komen. Hindernissen:
|
50 K-LA4
|
|
De jongste kleuters doen ervaring op met het herkennen van dezelfde weg in omgekeerde volgorde. De oudste en derdejaars kleuters kunnen zich oriënteren in de ruimte en onthouden in welke volgorde die gelopen is. Zij kunnen deze weg in omgekeerde volgorde teruglopen.
|
De kleuterjuf speelt samen met de kinderen een ochtend-spel, waarin de kaboutertjes aan het einde van de dag weer terug gaan naar huis. De kleuterjuf laat één van de oudste kleuters voorop lopen. Zij nodigt dit kind uit om dezelfde weg terug te gaan langs de “hindernissen”. De kleuterjuf kan op deze manier elke dag een andere oudste of derde jaars kleuter observeren en waarnemen of het desbetreffende kind al enig ruimtelijk inzicht heeft ontwikkeld. |
50 K-LA4
|
LEEFOM-GEVING
|
De kleuters kunnen d.m.v. verhalen en toneelspelletjes ervaren dat vroeger iets anders is dan nu. Ze nemen waar dat er in een andere tijd andere leefomstandigheden en leefgewoonten waren. De jongste kleuters doen ervaring op met woorden en zinnen die een bepaalde tijd aanduiden. De oudste en derdejaars kleuters kunnen woorden en zinnen die een bepaalde tijd aanduiden begrijpen en gebruiken. Woorden en zinnen die een tijd aanduiden:
|
De kleuterjuf vertelt verhalen over vroeger en geeft de kinderen daarmee een beeld van hoe mensen toen leefden en hoe ze zich voelden: Verhalen:
|
51 K-GL3 K-LG6
|
Vervolg:
|
De jongste kleuters doen ervaring op met verschillende begrippen van tijd en met het verlopen van de tijd. De oudste en derdejaars kleuters begrijpen dat er tijd nodig is om iets tot ontwikkeling te laten komen. De oudste en derdejaars kleuters kennen de begrippen van tijd:
|
De kleuterjuf laat de kinderen het effect van tijd ervaren door in een spelletje te spelen dat
|
51 K-LG 2
|
|
De kinderen doen ervaring op met woorden die een bepaalde levensfase aanduiden:
|
De kleuterjuf speelt met de kinderen een spelletje waarin ieder kind aan de beurt komt om een bepaalde rol te spelen:
Zij wil de kinderen zich op deze manier laten voorstekken hoe het voelt om oud of jong te zijn en dus indirect te ervaren hoe de tijd invloed heeft op ons gedrag en mogelijkheden.
|
51 K-LG 2
|
LEEFOM-GEVING
|
De kinderen hebben eerbied voor de natuur. De jongste kleuters krijgen oog voor wat er in hun eigen omgeving veranderd in de natuur. De oudste en derdejaars kleuters kunnen de in het herfstbos voorkomende dieren en planten benoemen. Planten en dieren:
|
De kleuterjuf laat de kinderen de veranderende natuur in de herfst beleven. Bijvoorbeeld:
|
40 K-LN1 K-LN5
|
|
De jongste kleuters ervaren hoe het proces verloopt van planten tot oogsten. De oudste en derdejaars kleuters ervaren dat verzorging van planten een voorwaarde is voor de groei ervan. Oudste- en derde- jaarskleuters kunnen delen van planten onderscheiden:
De oudste en derdejaars kleuters kunnen relaties leggen met de seizoenen:
|
De kleuterjuf laat op verschillen de manieren het thema ‘planten en oogsten’ aan de orde komen:
De kleuterjuf leest dagelijks een prentenboek voor.
De kleuterjuf vertelt dagelijks een verhaal.
|
39 40 K-LN 6 K-LN7
|
Vervolg:
|
De kinderen verkennen voedingsmiddelen en helpen deze bereiden in de klas. |
De kleuterjuf bakt samen met de kinderen koekjes, pannenkoekjes, |
39 42 K-LN4 K-LN3 |
LEEFOM-GEVING
|
De oudste en derdejaars kleuters doen ontdekkingen bij het gebruik van materialen. De oudste en derdejaars kleuters kunnen met een aardappelschilmesje de bast van een wilgentak afschillen. Zij kunnen het gereedschap op een verantwoorde manier hanteren. |
De kleuterjuf biedt de kinderen wilgentakjes aan. Ze laat de oudste en derdejaars kleuters twee even grote en dikke stokjes bij elkaar zoeken. Zij laat de kinderen zien hoe de bast van de takjes met een aardappelschil mesje afgeschild kan worden. De kleuterjuf oefent deze techniek samen met elk kind apart.
|
44 K-LT1
|
|
De oudste en derdejaars kleuters kunnen een spinnenweb weven op dikke stokjes. |
De kleuterjuf biedt de oudste en derde jaarskleuters een techniek aan om met wollen draden een spinnenweb te weven op een kruis van wilgenstokjes. De wollen draad wordt steeds om het volgende stokje heen gedraaid.
|
44 K-LT5
|