Schrijven van teksten | Klas 3 gesprekjes in tweetallen: |
Klas 3 gesprekjes in tweetallen
In onderstaand voorbeeld bespreken de kinderen in tweetallen hun teksten. Ze hebben elkaar antwoord gegeven op hun problemen (zie ook het voorbeeld in paragraaf 4.4.1) De leerkracht wordt bij twee kinderen geroepen die het niet eens zijn over de formulering:
Marinde leest een antwoordbrief van een klasgenote. Ze let erop of het antwoord correct geformuleerd is, of het beleefd geformuleerd is en of alles wat bedoeld wordt duidelijk is.
Marinde: |
“Ik zie een probleem. Maar ik vind het wel een goed antwoord, het is wel netjes beantwoord, want er staat ‘ik zou naar de dokter gaan als ik jou was’. Maar ‘ik zou naar de dokter gaan’ en ‘als ik jou was’ dat is een beetje dubbelop, want het is allebei hetzelfde. ‘Ik zou’ zou je weg kunnen laten, of ‘als ik jou was’. Dus ‘ik zou’ of ‘als ik jou was’. |
Leerkracht: |
Nee, dat denk ik niet, doe het maar eens. Laat eens eentje weg. |
Marinde: |
Ik zou naar de dokter gaan. |
Leerkracht: |
Ja dat kan. Dat heb je heel goed gehoord. En doe dan de andere eens weg. |
Marinde: |
Naar de dokter gaan als ik jou was, maar dat gaat niet. O nee, dan kan die toch niet. Dan kan je beter zeggen: ik zou naar de dokter gaan. Dan doe je niets dubbelop.” |
En de twee meisjes buigen zich weer over hun werk.
(In schema schrijven bij reflectie: bespreken van teksten: Klas 3 gesprekjes in tweetallen)