Enkele teksten en woordspelletjes met vaste conventies
- Ervaringsteksten vanuit gegeven woorden
Een voorbeeld:
- ik ga altijd (wat ga jij altijd?)
- en vaak…. (en wat gebeurt er dan?)
- tot ik…..(hoe eindigt het?)
- …………(maak maar af wat je wilde vertellen).
Vragen kunnen zijn:
- eerste regel een woord (waar gaat het over?)
- tweede regel twee woorden (hoe is die?)
- derde regel drie woorden (wat gebeurt er mee?)
- vierde regel vier woorden (en?)
- vijfde regel een woord (welk woord maakt het af?).
Bijvoorbeeld:
- laatste letter is eerste letter van volgende woord
- allemaal woorden met een gelijke beginletter
- laatste lettergreep is de eerste lettergreep van het volgende woord
- samengestelde woorden: laatste deel van het woord is het eerste deel van het volgende woord
- er mogen geen letters gebruikt worden die in de woorden ervoor ook al voorkwamen.
- een woord geven (waaraan denk je als ik dit zeg?)
- na ieder volgend woord door associëren.
- een woord geven
- woorden of delen van zinnen eromheen (waaraan denk je als ik dit zeg?)
- ieder woord (deel van de zin) verwijst terug naar het gegeven woord
- eventueel daarna verwijslijnen aanbrengen (Wat hoort bij elkaar? Waarom? Wil je het nu anders ordenen?).
Bijvoorbeeld:
- er mag steeds een woord veranderen tot tenslotte de hele zin anders is geworden
- er komt steeds een woord bij (piramide)
- er gaat steeds een woord af (omgekeerde piramide)
- Gedichten vanuit gegeven woorden:
Een voorbeeld:
- Geen….. zonder……
- Geen ….. zonder ……(rijmend woord)
- Ieder kind kiest daarna een eigen zinnenpaar uit en het geheel wordt samen een groepsgedicht/ klassengedicht.
- er was eens een …. uit … (9 lettergrepen eindigend op rijm A)
- die…….. (9 lettergrepen eindigend op rijm A)
- maar …. (5 lettergrepen eindigend op B)
- ….. (5 lettergrepen eindigend op rijm B)
- toen…….. (9 lettergrepen eindigend op rijm A).
- 1e regel (een flard van) een zin
- 2e en 3e regel borduren daarop door
- 4e regel = 1e regel
- 5e en 6e regel zijn weer nieuw (bouwen door op het onderwerp)
- 7e regel = 1e regel
- 8e regel = 2e regel.
- Verschillende rijmschema’s
Bijvoorbeeld:
- gepaard rijm (AA-BB)
- omarmend rijm (ABBA)
- binnenrijm (allemaal woorden met au/ou klank)
- (zie literatuur).
Bijvoorbeeld:
- ……, …… en ……..
- ……, …… en …… (rijmend)
- vier woorden (Welke hoort er niet bij? En waarom?).
- als meneer…. trouwt met mevrouw …… dat heet zij voortaan mevrouw …..-…..
- beginletters van iedere zin vormen samen een woord of naam.
- Teksten met ritmestructuren
Bijvoorbeeld:
- een gegeven ritme en daarop door associëren
- een hexameter (-vv-vv-v, (v)-vv-vv-v,)
Bijvoorbeeld:
- beginklanken van verschillende zinnen gelijk
- de hoofdwoorden in een zin met dezelfde beginklank (als je de zin klapt, op de woorden waarop de ‘maat’ klap valt)
- alle woorden binnen een zin met dezelfde beginklank.
- Naar aanleiding van afbeeldingen
Bijvoorbeeld:
- schrijven wat je niet ziet (Waar kijkt die vrouw naar?)
- wat gebeurt er hierna?
- kies een klein stukje van de afbeelding (kaderen door een raamwerkje)
en beschrijf dat, associeer daarop, schrijf erover.
Een voorbeeld:
- er zijn vier kinderen in een groepje
- ieder heeft vier ansichtkaarten
- ieder geeft er een van weg en krijgt een nieuwe
- iedereen maakt een volgorde van de eigen vier kaarten
- ieder schrijft iets bij de eerste kaart
- daarna wordt het pakket doorgegeven aan iemand anders (ruilen)
- ieder schrijft iets bij de tweede kaart uit het pakket van de ander, na lezing van diens tekst, in de schrijfstijl van de gever
- iedereen krijgt het eigen pakket weer terug (met de nieuwe tekst)
- ten slotte maakt iedereen het eigen ‘verhaal’ af met de volgende twee kaarten.
- Dialogen
Bijvoorbeeld:
- doorschrijven na een fabel
- twee kinderen hebben ieder een eigen personage en ruilen hun teksten
- twee kinderen kiezen ieder een personage en schrijven allebei een eigen dialoog met die twee personages, nadat ze eerst een aantal kenmerken samen hebben verzonnen. (Hoe zijn ze altijd? Hoe doen ze? Hoe spreken ze? Waar houden ze van?)
- toneeltekst.
Bijvoorbeeld:
- Homoniem verzinnen en naar aanleiding daarvan een korte dialoog schrijven
- Woorden die bijna hetzelfde klinken voor verwarring laten zorgen
- Een klank binnen een woord veranderen waardoor de betekenis voor verwarring kan zorgen (als je schrijft…en je bedoelt….dan kan het zijn dat je…..).