Google
Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
                                                                  
Tussendoelen tussendoel 4 Relatie tussen gesproken en geschreven taal

TUSSENDOELEN BEGINNENDE GELETTERDHEID

VOOR DE KLEUTERKLAS EN DE EERSTE KLAS

 

Tussendoel 4  relatie gesproken en geschreven taal'

 

4.1  Kinderen weten dat gesproken woorden kunnen worden vastgelegd op papier en met audiovisuele middelen.

 

4.2  Kinderen weten dat geschreven woorden kunnen worden uitgesproken.

 

4.3 Kinderen kunnen woorden als globale eenheden lezen en schrijven.

 

4.4 Voorbeelden: de eigen naam en namen van voor kinderen belangrijke personen of dingen, logo's en merknamen.

 

 

Bij welke activiteiten werken we aan dit tussendoel?

Namen schrijven en namen lezen

Bij het werken aan dit tussendoel zijn veel overeenkomsten met het vorige tussendoel. Het verschil is nu dat de kinderen bijvoorbeeld zelfde namen mogen voorlezen van de lijst die juf op schoot heeft. Of dat ze hun eigen naam op hun tekening schrijven. Of juf helpen met uitdelen, omdat ze de namen van hun klasgenoten al herkennen. Sommige klassen hebben een kast waarin voor ieder kind een vakje zit. Soms staat daar de naam op, al dan niet geïllustreerd met een zelfgemaakte tekening of een foto. De kinderen kunnen dan zelf hun werk of het werk van klasgenoten opbergen.

Tip

Door altijd de namen linksboven op de tekening te schrijven, werkt de juf al aan het inprenten van de juiste schrijf- en leesrichting; van boven naar beneden en van links naar rechts.


 

Een voorbeeld uit een klas

De oudste kleuters hebben iedereen eigen brievenbus. Ze sturen elkaar tekeningen, brieven, foto's en andere dingen. De brievenbussen hebben ze zelfgemaakt. Het zijn schoenendozen meteen gleuf er in.

 

Kaartje aan een ziek kind

Ook wanneer de kinderen met elkaar een briefje aan een ziek kind sturen en de kinderen met elkaar bedenken wat juf op het kaartje zal schrijven, zien kinderen nog directer terug dat je kan opschrijven wat je zegt.

 

Kaartje aan een andere juf

De juf kan er voor kiezen om een vraag aan een andere juf op een briefje te schrijven.

Ze zegt hardop wat ze schrijft terwijl het kind dat het briefje gaat brengen naast haar staat.

Het kind krijgt zo voorgedaan dat gesproken woord wordt vastgelegd op papier.

 

Een voorbeeld uit een klas

Ruggespraak

Jij kan schrijven wat ik schreef, jij kan lezen wat ik schreef. Een kind tekent een vorm met de

vinger op de rug van een ander kind. Dat kind moet de vorm waarnemen, en vervolgens