Google
Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
                                                                  
Doelen Klas 6:

Klas 6

oranje = oude doelen klas 2

geel= oude doelen uit klas 3

groen= oude doelen klas 4

blauw= oude doelen uit klas 5

lila= nieuwe doelen klas 6

 

Mondelinge taalvaardigheden

  1. alledaagse communicatie

Kan inspelen op elkaar in gesprek

kan luisteren en reageert actief op anderen

kan een standpunt innemen en dat beredeneren

kan luisteren en volgt een gesprek

kan een standpunt beargumenteren en is daarbij overredend

kan luisteren en is betrokken in een gesprek in context met veel ruis

  1. institutionele communicatie

kan reageren op leerstof

kan naar een complexe instructie luisteren

kan reageren op werk van klasgenoten en daarbij invoelend zijn

kan luisteren naar een uiteenzetting leerstof heeft daarbij een luisterhouding en kan aantekeningen maken

kan een opdracht aan een ander uitleggen en daarbij eenduidig zijn

kan luisteren naar richtlijnen voor een taakaanpak

kan verslag doen van groepswerk en daarbij onpartijdig zijn

kan luisteren naar een huiswerkopdracht en zorgt ervoor alles goed op te kunnen nemen

  1. deelnemen aan diverse gespreksvormen

kan deelnemen aan groepsgesprek

kan op de beurt wachten

weet dat ze niet door elkaar moeten praten

kan in een klassikaal leergesprek luisteren en meedenken

kan ingaan op bijdragen van anderen

kan in tweetallen een probleem oplossen, durven daarbij te overleggen

kan in een dialoog luisteren en ingaan op een probleem van een ander

kan een monoloog of spreekbeurt houden en daarbij de aandacht van het publiek vasthouden

kan luisteren naar een monoloog of uiteenzetting ( spreekbeurt) heeft daarbij een luisterhouding en kan aantekeningen maken

kan een groepsgesprek leiden en daarbij letten op de beurtverdeling

kan luisteren als leider in een groepsgesprek

Kan een discussie leiden en daarbij de voortgang bewaken

kan luisteren als leider in een discussie creëert daarvoor optimale luistervoorwaarden

  1. uit- en overdragen van gedachten, meningen, gevoelens, wensen in de eigen taal

kan eigen meningen en gevoelens verwoorden in een kleine groep

kan meningen, gevoelens van anderen verwoorden voor klas

kan een rollenspel  spelen in informele situaties

kan deelnemen aan rollenspel in meer formele situaties

kan stelling nemen en durft te discussiëren

neemt deel aan debatten (Romeinse geschiedenis)

  1. informatie geven

kan gericht informatie geven op vraag

kan iemand de weg uitleggen en daarbij concreet zijn

kan een presentatie houden en daarbij de informatie doseren

kan een samenvatting van les of studietekst geven en daarbij de hoofdzaken/kern weergeven

  1. verbale expressie

kan bij allitererende gedichten de rol van pauzes/stiltes goed hanteren

kan een hexameter of andere langere tekst opzeggen

kan bij het opzeggen van een hexameter of een langere eigen tekst en gedicht blijk geven het voor zich te zien

Kan bij het vertellen van een verhaal of prozatekst, of  gedichten uit de literatuur vorm geven aan de essentie uit tekst

  1. spreektechniek

kan met de juiste intonatie gedichten voordragen

kan gevormd spreken bij tonggymnastische spreekoefeningen

let bij reciteren op articulatie

let bij reciteren op klankkleur

houdt bij reciteren rekening met de situatie en weet daarvoor de juiste techniek te hanteren

  1. luisteren naar informatieve teksten

kan luisteren naar massamedia (radio, tv)

kan luisteren naar luisterteksten

kan luisteren naar een presentatie

  1. luisteren naar fictionele teksten

kan naar verhalen uit de vertelstof gedichten en spreuken luisteren

kan luisteren naar een toneeltekst en naar verhalen

kan luisteren naar verhalen uit de Romeinse geschiedschrijving

kan luisteren naar een hoorspel

 

Schriftelijke taalvaardigheden

lezen van teksten

  1. lezen van fictionele teksten

kan verhalen lezen in ik-perspectief en tijdsperspectief en kan die teksten herkennen op basis van titel, inhoud e.d.

kan teksten met niet chronologisch tijdsverloop lezen en daarbij de leesstrategie bepalen

kan teksten met wisselend vertellers perspectief lezen en zelfstandig teksten kiezen rondom een thema

  1. lezen van informatieve teksten

kan zaakvakteksten, samenvatting, gebruiksaanwijzingen e.d. lezen en daarbij de juiste leesstrategie kiezen

kan teksten met achtergrondinformatie + internet raadplegen en daarbij de juiste leesstrategie bepalen

kan studieteksten zoals in een encyclopedie zelfstandig verwerken

kan geschikte teksten vinden

  1. leespromotie

houdt een leeslogboek bij of kan een kort boekverslag maken

kan deelnemen aan kinderjury of een dergelijk initiatief

kan favoriete schrijvers en genres aangeven

is actief bij leesactiviteiten die buiten het normale lesprogramma vallen (schrijvers op school)

  1. technisch lezen

kan voordrachtslezen voor groot publiek

 

schrijven van teksten

  1. oriënteren op schrijven

denkt en spreekt mee; is betrokken

kan nadenken over schrijfaanpak

kan rekening houden bij het schrijven met een onbekend publiek (is maximaal doel- en publiekgericht)

  1. schrijven van expressieve teksten

kan een brief, of een  stripverhaal schrijven in een tijdsperspectief

kan een toneeltekst schrijven

kan schrijven in directe en indirecte rede

kan een column schrijven

werkt in hoge mate zelfstandig bij schrijven

  1. schrijven van informatieve teksten

kan een krantenbericht, brief, e-mail, en een routebeschrijving schrijven

kan een handleiding, draaiboek, verslag schrijven

kan een recensie schrijven

kan een samenvatting maken van een gelezen tekst

kan een correcte proefbeschrijving maken bij natuurkunde

  1. bespreken en herschrijven van teksten

Is actief betrokken bij gesprekken over doel en publiek

Is actief betrokken bij gesprekken over schrijfaanpak

kan nadenken over schrijfaanpak

is actief berokken bij gesprekken over schrijfproces en strategieën

kan een tekstbespreking leiden

  1. verzorgen en vormgeven van teksten

Kan alinea’s, titels en kopjes verzorgen

Kent het gebruik van afkortingen, interpunctie bij directe en indirecte rede

Hanteert correcte spelling in eigen teksten voor aangegeven en behandelde categorieën

kan werken met tekstverwerkingsprogramma’s

 

Taalbeschouwing

De doelen bij taalbeschouwing kunnen alleen bereikt worden bij verschillende mondelinge of schriftelijke taalactiviteiten. Het zijn nooit doelen op zich, ze komen altijd in een bredere context aan bod. Een leraar kan kiezen om enkele van de onderstaande doelen expliciet op te nemen als ijkpunt voor de lesvoorbereidingen. Deze doelen geven voor een deel het klassikale aanbod weer. Ze zijn minder geschikt om per individuele leerling te evalueren. Uitzondering vormen de doelen die bij klankeigenschappen en ritmische verschijnselen, bij woordvorming en bij de structuur van taal worden genoemd, die kunnen in sommige gevallen wel individueel worden bekeken.

 

Gebruik van taal

Functies van taal

Kent soorten argumenten en de deugdelijkheid van argumenten (jij-bak, drogreden e.d.)

Communicatieve situaties

Herkent de mate van open- en geslotenheid in verschillende situaties

Woord- en zinsbetekenis

Kan de betekenis omschrijven en vaststellen (definities)

Taalvariatie

Ontwikkelt attitudes ten aanzien van meertaligheid

 

Kent soorten argumenten en de deugdelijkheid van argumenten (jij-bak, drogreden e.d.)

Jij-bak: flauwe beantwoording van een verwijt, spot of hoon, door die rechtstreeks terug te kaatsen naar wie ze geuit heeft ‘jij bent zelf ook heel traag’

Drogreden: valse of bedrieglijke reden of redenering ‘mijn kat had heimwee, daarom kon ik mijn huiswerk niet maken.’

 

Herkent de mate van open- en geslotenheid in verschillende situaties

Wat op welk moment door wie kan worden gezegd.

 

Kan de betekenis omschrijven en vaststellen (definities)

Bijvoorbeeld bij meetkunde en bij natuurkunde leren kinderen precies definiëren.

 

Ontwikkelt attitudes ten aanzien van meertaligheid

Wanneer er anderstalige kinderen in de klas zijn is het  voor de hand liggend om ook aan hun moedertaal aandacht te besteden en te kijken of er in de nuancering van de diverse talen iets te ontdekken valt. Kinderen die meertalig zijn in de klas kunnen een rijk aanbod leveren voor dit onderwerp. Wanneer er geen meertalige kinderen in de klas zijn en er dus niet vanuit eigen ervaring kan worden gesproken, kunnen er misschien volwassenen als ervaringsdeskundige worden uitgenodigd als de situatie zich zo voordoet.

 

Vorm en klank van taal:

Tekensystemen

Bekijkt programmeertaal computer en andere voorbeelden van taalcodes

Klankverschijnselen en ritmische eigenschappen

Bekijkt klankverwantschap tussen talen en onomatopeeën

Woordvorming

Bekijkt bastaardwoorden, neologismen

De structuur van taal

Herkent wetmatigheden in de taal (onderwerp, persoonsvorm, belangrijkste woordsoorten)

 

Bekijkt programmeertaal computer en andere voorbeelden van taalcodes

Programmeertaal computer: wat het tekstverwerkende gedeelte betreft is dat het hele afspraken systeem waarop gewerkt wordt: Bijvoorbeeld F5  betekent opnieuw. Andere taalcodes zijn pictogrammen in openbare ruimtes, verkeersborden enz.

 

Bekijkt klankverwantschap tussen talen en onomatopeeën

Onomatopeeën: een woord als koekoek of  tiktak

Klankverwantschap tussen talen: door een enkel woord in zoveel mogelijk talen te vertalen kunnen kinderen proeven aan de grote verscheidenheid. Een sport die recht doet aan de competitiedrang van veel zesdeklassers: wie kan zijn of haar woord in zoveel mogelijk talen vertaald krijgen en leert dat uit het hoofd?

 

Bekijkt bastaardwoorden, neologismen

Bastaardwoorden: woorden die oorspronkelijk uit een andere taal afkomstig zijn. Deze komen ook veel bij het spellingonderwijs aan bod.

Neologisme: nieuw gevormd woord, bijvoorbeeld ‘sonjabakkeren’ of ‘bijenwassen’

 

Herkent wetmatigheden in de taal (onderwerp, persoonsvorm, belangrijkste woordsoorten)

Pas vanaf de zesde klas hebben kinderen voldoende abstractievermogen om de grammatica echt te begrijpen. Dit is ook de leeftijd waarop de meest gebruikte woordsoorten kunnen worden ingeoefend, vanuit het zelf schrijven en vanuit het herkennen in leesteksten. Ook wordt een begin gemaakt met het ontleden in zinsdelen. Net als in de voorgaande jaren zou het opdoen van ervaring, het eenmaal in het geheel van de klas begrijpen boven het op individueel niveau kunnen reproduceren van het geleerde moeten staan.


 

Strategie

6

vb

lettergrepen

 

Herhaling van vorig jaar

 

 

W

woorden waarin /s/ geschreven wordt als c

medicijnen

twee of meer

W

woorden waar /k/ geschreven wordt als c

criminele, directeur

twee of meer

R

woorden eindigend met ‘s

paprika’s

één of meer

R

woorden beginnend met ‘s

’s zomers

één of meer

W

woorden met –tie

competitie

twee of meer

L, R

woorden met een trema

industrieën

twee of meer

W, R

Franse leenwoorden

bureau, trottoir, chalet

één of meer

W, R

Engelse leenwoorden

manager, clinic, laptop

één of meer

W

woorden waarin /t/ wordt geschreven als th

apotheek, thema

één of meer

W

woorden waarin /ks/ wordt geschreven als x

examen, excuses

één of meer

R

woorden met open en/of gesloten lettergreep

bemanning, terras

twee of meer

W, L, R

restwoorden

vondst, museum, alleszins

één of meer

R

woorden met een hoofdletter

Berber,

Bronstijd, brave hendrik

één of meer

W

woorden waarin /sj/ geschreven wordt als  ch-, -ch of –ch-

chirurg, wasmachine

twee of meer

 

Nieuw:

 

 

W

woorden met (-)y(-)

yoghurt, pony

één of meer

R

tussenletters –n en –s- in samenstellingen

pannenkoek dorpsschool

twee of meer

R

koppelteken in samenstellingen

e-mail, zonne-energie

twee of meer

R

samenstellingen die los geschreven worden

1 aprilgrap, viptribune

twee of meer

W

woorden met –iaal, -ieel of –ueel of eaal

liniaal, financieel, ideaal, ritueel

twee of meer

R

meervoud van woorden op onbeklemtoonde –es, -ik of -et

lemmeten, monniken

twee of meer

R

stoffelijke bijvoegelijke naamwoorden

houten, zilveren, wollen

twee of meer

R

voltooid deelwoorden als bijvoeglijk naamwoorden gebruikt:

de vergrote foto, een volgeladen vrachtwagen

twee of meer

R

interpunctie van samengestelde zinnen.

 

 

R

accenten, gebruik van apostrofteken, verkleinwoorden

appel, ge-sms’t, dinertje

één of meer

 

Herhaling eerdere jaren:

 

 

L, R

werkwoordsvervoegingen in alle tijden.

 

 

R

alle spellingscategorieën die niet voldoende beheerst worden

 

 

R

interpunctie