Doelen | Klas 6: |
Klas 6
oranje = oude doelen klas 2
geel= oude doelen uit klas 3
groen= oude doelen klas 4
blauw= oude doelen uit klas 5
lila= nieuwe doelen klas 6
Kan inspelen op elkaar in gesprek
kan luisteren en reageert actief op anderen
kan een standpunt innemen en dat beredeneren
kan luisteren en volgt een gesprek
kan een standpunt beargumenteren en is daarbij overredend
kan luisteren en is betrokken in een gesprek in context met veel ruis
kan reageren op leerstof
kan naar een complexe instructie luisteren
kan reageren op werk van klasgenoten en daarbij invoelend zijn
kan luisteren naar een uiteenzetting leerstof heeft daarbij een luisterhouding en kan aantekeningen maken
kan een opdracht aan een ander uitleggen en daarbij eenduidig zijn
kan luisteren naar richtlijnen voor een taakaanpak
kan verslag doen van groepswerk en daarbij onpartijdig zijn
kan luisteren naar een huiswerkopdracht en zorgt ervoor alles goed op te kunnen nemen
kan deelnemen aan groepsgesprek
kan op de beurt wachten
weet dat ze niet door elkaar moeten praten
kan in een klassikaal leergesprek luisteren en meedenken
kan ingaan op bijdragen van anderen
kan in tweetallen een probleem oplossen, durven daarbij te overleggen
kan in een dialoog luisteren en ingaan op een probleem van een ander
kan een monoloog of spreekbeurt houden en daarbij de aandacht van het publiek vasthouden
kan luisteren naar een monoloog of uiteenzetting ( spreekbeurt) heeft daarbij een luisterhouding en kan aantekeningen maken
kan een groepsgesprek leiden en daarbij letten op de beurtverdeling
kan luisteren als leider in een groepsgesprek
Kan een discussie leiden en daarbij de voortgang bewaken
kan luisteren als leider in een discussie creëert daarvoor optimale luistervoorwaarden
kan eigen meningen en gevoelens verwoorden in een kleine groep
kan meningen, gevoelens van anderen verwoorden voor klas
kan een rollenspel spelen in informele situaties
kan deelnemen aan rollenspel in meer formele situaties
kan stelling nemen en durft te discussiëren
neemt deel aan debatten (Romeinse geschiedenis)
kan gericht informatie geven op vraag
kan iemand de weg uitleggen en daarbij concreet zijn
kan een presentatie houden en daarbij de informatie doseren
kan een samenvatting van les of studietekst geven en daarbij de hoofdzaken/kern weergeven
kan bij allitererende gedichten de rol van pauzes/stiltes goed hanteren
kan een hexameter of andere langere tekst opzeggen
kan bij het opzeggen van een hexameter of een langere eigen tekst en gedicht blijk geven het voor zich te zien
Kan bij het vertellen van een verhaal of prozatekst, of gedichten uit de literatuur vorm geven aan de essentie uit tekst
kan met de juiste intonatie gedichten voordragen
kan gevormd spreken bij tonggymnastische spreekoefeningen
let bij reciteren op articulatie
let bij reciteren op klankkleur
houdt bij reciteren rekening met de situatie en weet daarvoor de juiste techniek te hanteren
kan luisteren naar massamedia (radio, tv)
kan luisteren naar luisterteksten
kan luisteren naar een presentatie
kan naar verhalen uit de vertelstof gedichten en spreuken luisteren
kan luisteren naar een toneeltekst en naar verhalen
kan luisteren naar verhalen uit de Romeinse geschiedschrijving
kan luisteren naar een hoorspel
Schriftelijke taalvaardigheden
lezen van teksten
kan verhalen lezen in ik-perspectief en tijdsperspectief en kan die teksten herkennen op basis van titel, inhoud e.d.
kan teksten met niet chronologisch tijdsverloop lezen en daarbij de leesstrategie bepalen
kan teksten met wisselend vertellers perspectief lezen en zelfstandig teksten kiezen rondom een thema
kan zaakvakteksten, samenvatting, gebruiksaanwijzingen e.d. lezen en daarbij de juiste leesstrategie kiezen
kan teksten met achtergrondinformatie + internet raadplegen en daarbij de juiste leesstrategie bepalen
kan studieteksten zoals in een encyclopedie zelfstandig verwerken
kan geschikte teksten vinden
houdt een leeslogboek bij of kan een kort boekverslag maken
kan deelnemen aan kinderjury of een dergelijk initiatief
kan favoriete schrijvers en genres aangeven
is actief bij leesactiviteiten die buiten het normale lesprogramma vallen (schrijvers op school)
kan voordrachtslezen voor groot publiek
schrijven van teksten
denkt en spreekt mee; is betrokken
kan nadenken over schrijfaanpak
kan rekening houden bij het schrijven met een onbekend publiek (is maximaal doel- en publiekgericht)
kan een brief, of een stripverhaal schrijven in een tijdsperspectief
kan een toneeltekst schrijven
kan schrijven in directe en indirecte rede
kan een column schrijven
werkt in hoge mate zelfstandig bij schrijven
kan een krantenbericht, brief, e-mail, en een routebeschrijving schrijven
kan een handleiding, draaiboek, verslag schrijven
kan een recensie schrijven
kan een samenvatting maken van een gelezen tekst
kan een correcte proefbeschrijving maken bij natuurkunde
Is actief betrokken bij gesprekken over doel en publiek
Is actief betrokken bij gesprekken over schrijfaanpak
kan nadenken over schrijfaanpak
is actief berokken bij gesprekken over schrijfproces en strategieën
kan een tekstbespreking leiden
Kan alinea’s, titels en kopjes verzorgen
Kent het gebruik van afkortingen, interpunctie bij directe en indirecte rede
Hanteert correcte spelling in eigen teksten voor aangegeven en behandelde categorieën
kan werken met tekstverwerkingsprogramma’s
De doelen bij taalbeschouwing kunnen alleen bereikt worden bij verschillende mondelinge of schriftelijke taalactiviteiten. Het zijn nooit doelen op zich, ze komen altijd in een bredere context aan bod. Een leraar kan kiezen om enkele van de onderstaande doelen expliciet op te nemen als ijkpunt voor de lesvoorbereidingen. Deze doelen geven voor een deel het klassikale aanbod weer. Ze zijn minder geschikt om per individuele leerling te evalueren. Uitzondering vormen de doelen die bij klankeigenschappen en ritmische verschijnselen, bij woordvorming en bij de structuur van taal worden genoemd, die kunnen in sommige gevallen wel individueel worden bekeken.
Gebruik van taal
Functies van taal |
Kent soorten argumenten en de deugdelijkheid van argumenten (jij-bak, drogreden e.d.) |
Communicatieve situaties |
Herkent de mate van open- en geslotenheid in verschillende situaties |
Woord- en zinsbetekenis |
Kan de betekenis omschrijven en vaststellen (definities) |
Taalvariatie |
Ontwikkelt attitudes ten aanzien van meertaligheid |
Kent soorten argumenten en de deugdelijkheid van argumenten (jij-bak, drogreden e.d.)
Jij-bak: flauwe beantwoording van een verwijt, spot of hoon, door die rechtstreeks terug te kaatsen naar wie ze geuit heeft ‘jij bent zelf ook heel traag’
Drogreden: valse of bedrieglijke reden of redenering ‘mijn kat had heimwee, daarom kon ik mijn huiswerk niet maken.’
Herkent de mate van open- en geslotenheid in verschillende situaties
Wat op welk moment door wie kan worden gezegd.
Kan de betekenis omschrijven en vaststellen (definities)
Bijvoorbeeld bij meetkunde en bij natuurkunde leren kinderen precies definiëren.
Ontwikkelt attitudes ten aanzien van meertaligheid
Wanneer er anderstalige kinderen in de klas zijn is het voor de hand liggend om ook aan hun moedertaal aandacht te besteden en te kijken of er in de nuancering van de diverse talen iets te ontdekken valt. Kinderen die meertalig zijn in de klas kunnen een rijk aanbod leveren voor dit onderwerp. Wanneer er geen meertalige kinderen in de klas zijn en er dus niet vanuit eigen ervaring kan worden gesproken, kunnen er misschien volwassenen als ervaringsdeskundige worden uitgenodigd als de situatie zich zo voordoet.
Vorm en klank van taal:
Tekensystemen |
Bekijkt programmeertaal computer en andere voorbeelden van taalcodes |
Klankverschijnselen en ritmische eigenschappen |
Bekijkt klankverwantschap tussen talen en onomatopeeën |
Woordvorming |
Bekijkt bastaardwoorden, neologismen |
De structuur van taal |
Herkent wetmatigheden in de taal (onderwerp, persoonsvorm, belangrijkste woordsoorten) |
Bekijkt programmeertaal computer en andere voorbeelden van taalcodes
Programmeertaal computer: wat het tekstverwerkende gedeelte betreft is dat het hele afspraken systeem waarop gewerkt wordt: Bijvoorbeeld F5 betekent opnieuw. Andere taalcodes zijn pictogrammen in openbare ruimtes, verkeersborden enz.
Bekijkt klankverwantschap tussen talen en onomatopeeën
Onomatopeeën: een woord als koekoek of tiktak
Klankverwantschap tussen talen: door een enkel woord in zoveel mogelijk talen te vertalen kunnen kinderen proeven aan de grote verscheidenheid. Een sport die recht doet aan de competitiedrang van veel zesdeklassers: wie kan zijn of haar woord in zoveel mogelijk talen vertaald krijgen en leert dat uit het hoofd?
Bekijkt bastaardwoorden, neologismen
Bastaardwoorden: woorden die oorspronkelijk uit een andere taal afkomstig zijn. Deze komen ook veel bij het spellingonderwijs aan bod.
Neologisme: nieuw gevormd woord, bijvoorbeeld ‘sonjabakkeren’ of ‘bijenwassen’
Herkent wetmatigheden in de taal (onderwerp, persoonsvorm, belangrijkste woordsoorten)
Pas vanaf de zesde klas hebben kinderen voldoende abstractievermogen om de grammatica echt te begrijpen. Dit is ook de leeftijd waarop de meest gebruikte woordsoorten kunnen worden ingeoefend, vanuit het zelf schrijven en vanuit het herkennen in leesteksten. Ook wordt een begin gemaakt met het ontleden in zinsdelen. Net als in de voorgaande jaren zou het opdoen van ervaring, het eenmaal in het geheel van de klas begrijpen boven het op individueel niveau kunnen reproduceren van het geleerde moeten staan.