Doelen | Klas 5: |
Klas 5
oranje= oude doelen klas 2
geel= oude doelen uit klas 3
groen= oude doelen klas 4
blauw= nieuwe doelen uit klas 5
Gespreksvaardigheid en spreekvaardigheid
kan reageren op situatiebeschrijvingen
is betrokken in dialogen
kan inspelen op elkaar in gesprek
kan luisteren en reageert actief op anderen
kan een standpunt innemen en dat beredeneren
kan luisteren en volgt een gesprek
kan vragen stellen over taak
kan reageren op leerstof
kan naar een complexe instructie luisteren
kan reageren op werk van klasgenoten en daarbij invoelend zijn
kan luisteren naar een uiteenzetting leerstof heeft daarbij een luisterhouding en kan aantekeningen maken
kan een opdracht aan een ander uitleggen en daarbij eenduidig zijn
kan luisteren naar richtlijnen voor een taakaanpak
kan deelnemen aan groepsgesprek
kan op de beurt wachten
weet dat ze niet door elkaar moeten praten
kan in een klassikaal leergesprek luisteren en meedenken
kan ingaan op bijdragen van anderen
kan in tweetallen een probleem oplossen, durven daarbij te overleggen
kan in een dialoog luisteren en ingaan op een probleem van een ander
kan een monoloog of spreekbeurt houden en daarbij de aandacht van het publiek vasthouden
kan luisteren naar een monoloog of uiteenzetting ( spreekbeurt) heeft daarbij een luisterhouding en kan aantekeningen maken
kan een groepsgesprek leiden en daarbij letten op de beurtverdeling
kan luisteren als leider in een groepsgesprek
kan eigen meningen en gevoelens verwoorden in een kleine groep
kan meningen, gevoelens van anderen verwoorden voor klas
kan een rollenspel spelen in informele situaties
kan gericht informatie geven op vraag
kan de inhoud van een telefoongesprek/boodschap doorgeven
kan iemand de weg uitleggen en daarbij concreet zijn
kan een presentatie houden en daarbij de informatie doseren
kan spreuken, gedichten individueel voordragen en een korte presentatie voor een groep geven
kan bij allitererende gedichten de rol van pauzes/stiltes goed hanteren
kan een hexameter of andere langere tekst opzeggen
kan bij het opzeggen van een hexameter of een langere eigen tekst en gedicht blijk geven het voor zich te zien
kan met de juiste intonatie gedichten voordragen
kan gevormd spreken bij tonggymnastische spreekoefeningen
let bij reciteren op articulatie
let bij reciteren op klankkleur
kan naar een beschrijvende tekst luisteren
kan naar een routebeschrijving luisteren
kan luisteren naar massamedia (radio, tv)
kan luisteren naar luisterteksten
kan naar verhalen uit de vertelstof gedichten en spreuken luisteren
kan luisteren naar een toneeltekst en naar verhalen uit de Griekse mythen en sagen en epen uit andere culturen
lezen van teksten
kan verschillende genres lezen en kan daarbij diverse leesstrategieën hanteren
Kan het leesdoel bepalen
kan verhalen lezen in ik-perspectief en tijdsperspectief en kan die teksten herkennen op basis van titel, inhoud e.d.
kan teksten met niet chronologisch tijdsverloop lezen en daarbij de leesstrategie bepalen
kan eenvoudige naslagwerken lezen en daarbij diverse leesstrategieën hanteren
Kan eenvoudige informatieve teksten lezen en daarbij diverse leesstrategieën hanteren
kan zaakvakteksten, samenvatting, gebruiksaanwijzingen e.d. lezen en daarbij de juiste leesstrategie kiezen
kan teksten met achtergrondinformatie + internet raadplegen en daarbij de juiste leesstrategie bepalen
houdt een leeslogboek bij of kan een kort boekverslag maken
kan deelnemen aan kinderjury of een dergelijk initiatief
beheerst doelen zoals op schoolniveau vastgesteld:
streefniveau AVI 9 (of per halfjaar minimaal 1 niveau vooruitgang ten opzichte van vorige keer)
drieminuten toets niveau A en B
kan voordrachtslezen voor groot publiek
schrijven van teksten
heeft ideeën bij schrijfopdrachten
is betrokken bij inleiding op schrijfopdrachten
heeft oog voor tekststructuur en tekstkenmerken
denkt en spreekt mee; is betrokken
kan nadenken over schrijfaanpak
kan teksten schrijven met een vaste conventie
kan een brief, of een stripverhaal schrijven in een tijdsperspectief
kan een toneeltekst schrijven
kan schrijven in directe en indirecte rede
kan schrijven voor grotere afstand en publiek
kan een draaiboek, logboek schrijven
kan een krantenbericht, brief, e-mail, en een routebeschrijving schrijven
kan een handleiding, draaiboek, verslag schrijven
is actief betrokken bij gesprekken over doel en publiek
is actief betrokken bij gesprekken over schrijfaanpak
kan nadenken over schrijfaanpak
is actief betrokken bij gesprekken over schrijfproces en strategieën
heeft oog voor de bladspiegel
maakt passende illustraties bij de tekst
heeft aandacht voor spelling en interpunctie
kan hanteren wat is afgesproken
kan alinea’s, titels en kopjes verzorgen
kent het gebruik van afkortingen, interpunctie bij directe en indirecte rede
hanteert correcte spelling in eigen teksten voor aangegeven en behandelde categorieën
De doelen bij taalbeschouwing kunnen alleen bereikt worden bij verschillende mondelinge of schriftelijke taalactiviteiten. Het zijn nooit doelen op zich, ze komen altijd in een bredere context aan bod. Een leraar kan kiezen om enkele van de onderstaande doelen expliciet op te nemen als ijkpunt voor de lesvoorbereidingen. Deze doelen geven voor een deel het klassikale aanbod weer. Ze zijn minder geschikt om per individuele leerling te evalueren. Uitzondering vormen de doelen die bij klankeigenschappen en ritmische verschijnselen, bij woordvorming en bij de structuur van taal worden genoemd, die kunnen in sommige gevallen wel individueel worden bekeken.
Gebruik van taal
Functies van taal |
Kent de rol van argumentatie, kan feiten en meningen onderscheiden |
Communicatieve situaties |
Heeft oog voor stijl van uitingen in teksten |
Woord- en zinsbetekenis |
Kent het verschijnsel vaktaal en jargon |
Taalvariatie |
Ontwikkelt attitudes ten aanzien van vreemde talen |
Kent de rol van argumentatie, kan feiten en meningen onderscheiden
Vijfde klassers leren feiten en meningen onderscheiden wanneer zij bijvoorbeeld een verslag maken van een werkweek. Ze leren daarin een onderscheid maken tussen wat er werkelijk was en wat zij er van vonden. Op deze leeftijd loopt dat vaak door elkaar. In de vijfde klas beginnen kinderen te leren dat onderscheid te maken.
Heeft oog voor stijl van uitingen teksten
Door met elkaar over verschillende stijlen van uitingen te spreken verbreden kinderen hun eigen horizon en leren ze verschillende schrijfstijlen hanteren. Vaak gebeurt dat door een schrijfstijl in een schrijfopdracht te moeten kopiëren.
Kent het verschijnsel vaktaal en jargon
Wanneer het zo aan de orde komt kan spontaan naar dit verschijnsel worden gekeken. Het spreekt het taalgevoel van de kinderen aan. Een keer samen lezen hoe moeilijk het taalgebruik van bijvoorbeeld de belastingdienst is, of een keer samen een reclamefolder uitspitten om verschillende manieren van aanspreken is daar een voorbeeld van.
Ontwikkelt attitudes ten aanzien van vreemde talen
Op de meeste vrijescholen krijgen de kinderen tweemaal in de week twee verschillende vreemde talen. Het verschijnsel is hen dus al vanuit de praktijk bekend. Wanneer er anderstalige kinderen in de klas zijn is het voor de hand liggend om ook aan hun moedertaal aandacht te besteden en te kijken of er in de nuancering van de diverse talen iets te ontdekken valt. Bijvoorbeeld het vergelijken van de in diverse talen boven een treinraam hangend bordje kan al een hoop interessant materiaal opleveren.
Vorm en klank van taal:
Tekensystemen |
Kan tekensystemen en klanken in verschillende vreemde talen en oude culturen met elkaar vergelijken |
Klankverschijnselen en ritmische eigenschappen |
(her)kent teksten met klankconventies zoals hexameter, limerick |
Woordvorming |
Kan woordsoortverandering (-loos, -ing, -sel, -baar) toepassen |
De structuur van taal |
Hanteert directe en indirecte reden Ontwikkelt oog voor lijdende en bedrijvende vorm Niet gepland aan de orde |
Kan tekensystemen en klanken in verschillende vreemde talen en oude culturen met elkaar vergelijken
In de geschiedenis periodes die dit jaar worden gegeven, komen de oude tekensystemen aan bod wanneer kinderen hiëroglyfen schrijven of in kleitabletten spijkerschrift teksten maken. Ook worden teksten uit de oude culturen gereciteerd.
(her)kent teksten met klankconventies zoals hexameter, limerick
Hexameter is het versvoet waarin de Odyssee is geschreven: Hoog op de held’re Olympos (-vv-vv-v)
Limerick: vijfregelig grappig versje, veelal met klank en woordspelingen, rijmschema aabba
Kan woordsoortverandering (-loos, -ing, -sel, -baar) toepassen
Dit onderwerp komt meestal bij het spellingonderwijs aan bod.
Hanteert directe en indirecte reden
De man zei dat hij ging staat. (indirecte reden)
De man zei: ”Ik ga staan.”(directe reden)
Ontwikkelt oog voor lijdende en bedrijvende vorm
De man slaat de hond. Ik verzend een brief. (Bedrijvende vorm)
De hond wordt door de man geslagen. De brief wordt door mij verzonden. (lijdende vorm)
Niet gepland aan de orde
Dit onderwerp heeft als groot gevaar in zich dat het een doel op zich wordt, vandaar dat er in ‘Taal in beeld’ als ‘niet gepland aan de orde’ staat genoemd. In het gunstige geval leren kinderen deze fenomenen vanuit de beleving, vanuit improvisatiespelen, de gesprekken die in de klas worden gevoerd of door de teksten die ze schrijven en die ze lezen. Onwenselijk is om deze ontwikkelingsstof tot doel op zich te maken. Dit terugvragen als deelvaardigheden appelleert aan een te hoog abstractieniveau voor de meeste kinderen van deze leeftijd. De leraar stuurt natuurlijk de waarneming van de kinderen en heeft als doel: ervaring laten opdoen, in zoverre komt het wel gepland aan de orde.
Strategie |
|
vb |
lettergrepen |
|
Herhaling op moeilijker niveau: |
|
|
W |
woorden met –ei- of –ij- |
begeleider, specerijen |
twee of meer |
W |
woorden met –au(w), -au(w)- of –ou(w), -ou(w)- |
rauwkost, vioolbouwer |
twee of meer |
W |
woorden met –ch(t) of ch(t)- |
goochelaar, ansichtkaart |
twee of meer |
W |
woorden met –lijk of -ig |
avontuurlijk |
twee of meer |
W |
woorden waarin /ie/ geschreven wordt als –i- |
macaroni |
twee of meer |
W |
woorden waarin /s/ geschreven wordt als c |
medicijnen |
twee of meer |
W |
woorden waar /k/ geschreven wordt als c |
criminele, directeur |
twee of meer |
W, A |
woorden waarin /zju/ geschreven wordt als –ge |
horloge |
twee of meer |
A, R |
woorden beginnend met ‘s |
’s zomers |
één of meer |
A, R |
woorden eindigend met ‘s |
paprika’s |
één of meer |
A |
woorden met –tie |
competitie |
twee of meer |
W |
woorden met –teit of -heid |
kwaliteit, overheid |
twee of meer |
|
Nieuw: |
|
|
A, W |
woorden met –b |
voetbalclub, krab |
één of meer |
R |
woorden met een trema |
zeeën,ruïne |
twee of meer |
R |
woorden met een hoofdletter |
Beethoven, Rijn |
één of meer |
W, R |
Franse leenwoorden |
bureau, trottoir, chalet |
één of meer |
W, R |
Engelse leenwoorden |
manager, clinic, laptop |
één of meer |
W |
woorden waarin /t/ wordt geschreven als th |
apotheek, thema |
één of meer |
R |
woorden met –sch(e) |
historische, racistisch |
één of meer |
W |
woorden waarin /ks/ wordt geschreven als x |
examen, excuses |
één of meer |
R |
verkleinwoorden met –aatje, -ootje, -uutje en met de uitgang -nkje |
parapluutje, kettinkje |
twee of meer |
R |
woorden met open en/of gesloten lettergreep |
bemanning, terras |
twee of meer |
W |
woorden waarin /sj/ geschreven wordt als ch-, -ch of –ch- |
chirurg, wasmachine |
twee of meer |
W |
restwoorden |
vondst, museum, alleszins |
één of meer |
|
Herhaling werkwoordsvervoegingen: |
|
|
L, R |
vervoegingen van de werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd |
ik reis |
|
L, R |
vervoegingen in de onvoltooid verleden tijd |
ik reisde |
|
L, R |
vervoegingen in de voltooid verleden tijd |
ik heb gereisd |
|
Nieuw: |
|
|
|
L, R |
interpunctie bij de directe rede |
Hij:”Ja.” |
|
L, R |
interpunctie bij opsommingen |
Iedereen keek: 1,2,3 en 4. |
|