Doelen | Klas 3: |
Klas 3
rood= oude doelen uit klas 1
oranje= oude doelen uit klas 2
geel= nieuwe doelen uit klas 3
kan bij het onderwerp blijven
kan aanspreekvormen gebruiken
is beleefd in het taalgebruik naar onbekenden
kan naar meerledige verzoeken luisteren
kan situaties uit de klas beschrijven
kan korte gesprekken en dialogen volgen
kan reageren op situatiebeschrijvingen
is betrokken in dialogen
kan vertellen wat ze gedaan hebben
kan naar een eenvoudige opdracht luisteren
kan vragen stellen over taak
kan naar een speluitleg luisteren (gym)
kan reageren op leerstof
kan naar een complexe instructie luisteren
kan deelnemen aan klassikaal leergesprekje
kan deelnemen aan groepsgesprek
kan op de beurt wachten
weet dat ze niet door elkaar moeten praten
kan in een klassikaal leergesprek luisteren en meedenken
kan ingaan op bijdragen van anderen
kan in tweetallen een probleem oplossen, durven daarbij te overleggen
kan in een dialoog luisteren en ingaan op een probleem van een ander
kan in kleine rollen zichzelf verwoorden voor klas
kan in gesprekjes over zichzelf vertellen bijvoorbeeld in een kringgesprek
kan eigen meningen en gevoelens verwoorden in een kleine groep
kan een eenvoudig spel uitleggen
kan gericht informatie geven op vraag
kan de inhoud van een telefoongesprek/boodschap doorgeven
kan een toneelrol voor publiek spreken
spreekt mee bij versjes en gedichtjes in een kleine groep
kan dialogen uitspelen voor anderen
kan spreuken, gedichten individueel voordragen en een korte presentatie voor een groep geven
kan ritmische spreekoefeningen verstaanbaar spreken
kan met de juiste intonatie gedichten voordragen
kan gevormd spreken bij tonggymnastische spreekoefeningen
kan liedje of andere manier van aandacht vragen van de leraar herkennen en daar op reageren
kan naar een beschrijvende tekst luisteren
kan naar een routebeschrijving luisteren
kan naar verhalen uit de vertelstof gedichten en spreuken luisteren
lezen van teksten
kan teksten met een eenvoudige structuur lezen
kan verschillende genres lezen (raamvertelling, legende, parabel, sprookje) en kan daarbij diverse leesstrategieën hanteren
kan het leesdoel bepalen
kan bordteksten, opschriften en eenvoudige beschrijvingen lezen
kan eenvoudige naslagwerken lezen en daarbij diverse leesstrategieën hanteren
kan eenvoudige informatieve teksten lezen en daarbij diverse leesstrategieën hanteren
doet mee aan de kinderboekenweek
kan een boeken top vijf (of 10) van de meest favoriete boeken samenstellen
beheerst doelen zoals op schoolniveau vastgesteld:
streefniveau AVI 4-6 (of per halfjaar minimaal 1 niveau vooruitgang ten opzichte van vorige keer)
drieminuten toets niveau A en B
kan voorlezen aan de kleuters
schrijven van teksten
heeft ideeën bij schrijfopdrachten
is betrokken bij inleiding op schrijfopdrachten
heeft oog voor tekststructuur en tekstkenmerken
kan langere teksten schrijven (diverse inhoudselementen)
kan beschrijvend schrijven
kan teksten schrijven met een vaste conventie
kan langere teksten schrijven
kan schrijven voor grotere afstand en publiek
draaiboek, logboek
is betrokken bij een een op een gesprekje over de zelfgeschreven tekst
is betrokken bij korte klassikale gesprekjes over de inhoud van een tekst
kan gesprekjes in tweetallen voeren over tekstkenmerken
heeft oog voor de bladspiegel
maakt passende illustraties bij de tekst
heeft aandacht voor spelling en interpunctie
kan hanteren wat is afgesproken
De doelen bij taalbeschouwing kunnen alleen bereikt worden bij verschillende mondelinge of schriftelijke taalactiviteiten. Het zijn nooit doelen op zich, ze komen altijd in een bredere context aan bod. Een leraar kan kiezen om enkele van de onderstaande doelen expliciet op te nemen als ijkpunt voor de lesvoorbereidingen. Deze doelen geven voor een deel het klassikale aanbod weer. Ze zijn minder geschikt om per individuele leerling te evalueren. Uitzondering vormen de doelen die bij klankeigenschappen en ritmische verschijnselen, bij woordvorming en bij de structuur van taal worden genoemd, die kunnen in sommige gevallen wel individueel worden bekeken.
Gebruik van taal
Functies van taal |
leert taal zien als middel om te overtuigen |
Communicatieve situaties |
Leert passend taalgebruik hanteren (aanspreekvormen en woordgebruik) |
Woord- en zinsbetekenis |
Leert stijlfiguren zoals eufemismen en spreekwoorden en gezegden kennen |
Taalvariatie |
Ontwikkelt attitudes ten aanzien van dialect en sociolect |
Leert taal zien als middel om te overtuigen
Meer en meer oefenen de kinderen zich in het door middel van hun taalgebruik kunnen overtuigen van de ander. Ze leren argumenten zoeken en verwoorden. Bij een gewone ontwikkeling ligt het begin hiervan ongeveer halverwege de derde klas.
Leert passend taalgebruik hanteren (aanspreekvormen en woordgebruik)
Kinderen leren dat in verschillende situaties een ander taalgebruik wordt gehanteerd. Ze leren de afspraken daarvoor kennen. De situaties waarin dit aangeboden wordt, kunnen zich het beste direct in de praktijk voordoen. Het laat zich moeilijk plannen.
Leert stijlfiguren, zoals eufemismen en spreekwoorden en gezegden kennen.
Eufemisme: het gebruik van een verzachtend, verbloemend, verhullend woord of aantal woorden in plaats van een of meerdere woorden die misplaatst, ruw of kwetsend geacht worden. Derde klassers kunnen plotseling met plezier de diversiteit van de taal oppakken wanneer ze bijvoorbeeld een enorme onweersbui als ‘een redelijk nattig gebeuren met ronde druppels’ mogen uitdrukken.
Ook spreekwoorden en gezegden, vaak gekoppeld aan de ambachtenperiode, kunnen een geheel eigen leven gaan leiden in de klas.
Ontwikkelt attitudes ten aanzien van dialect en sociolect
De verschillen in de uitspraak van woorden of uitdrukkingen en de verschillen tussen ‘plat praten’ en algemeen beschaafd Nederlands worden verkend en met respect bekeken. Kinderen ontwikkelen het vermogen om met steeds meet afstand naar dergelijke taalfenomenen te kunnen kijken.
Vorm en klank van taal:
Tekensystemen |
(Her)kent de leestekens en kent de functie ervan |
Klankverschijnselen en ritmische eigenschappen |
Leert aandacht besteden aan zinsmelodieën (proza) |
Woordvorming |
kan voor- en achtervoegsels vergelijken |
De structuur van taal |
(Her)kent woordsoorten |
(Her)kent de leestekens en kent de functie ervan
De kinderen leren de meest gebruikelijke vormen van leestekens kennen
Leert aandacht besteden aan zinsmelodieën (proza)
In veel derde klassen is het gebruikelijk om in een taalperiode waar schrijven centraal staat ook de verschillende zinsmelodieën te behandelen. Hoe klinkt een vragende zin? Hoe klinkt een uitroep zin? Kinderen maken er vaak vormtekenachtige tekeningen van, waarbij ze de zinsmelodie volgen. Gaat de toon naar boven, dan gaat de lijn omhoog enz.
Kan voor- en achtervoegsels vergelijken
In combinatie met spelling onderwijs worden verschillende verschijnselen van woordvorming beoefend en tot doel gemaakt.
(Her)kent woordsoorten (niet gepland aan de orde)
Dit onderwerp heeft als groot gevaar in zich dat het een doel op zich wordt, vandaar dat er in ‘Taal in beeld’ als ‘niet gepland aan de orde’ staat genoemd. In het gunstige geval leren kinderen de meest bekende woordsoorten uit hun eigen taal, haast spelenderwijs zelf herkennen en ontdekken ze zo de structuur van de taal. De leraar stuurt natuurlijk, maar met als doel: ervaring laten opdoen. Heel simpel gezegd zijn er woorden die altijd een ding (zelfstandige naamwoorden) uitdrukken en zijn er woorden die een beweging en ook de tijd (werkwoorden) uitdrukken. Er zijn ook woorden die een oordeel geven (bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden) over een ding of een beweging. In deze situaties leren kinderen zichzelf beleven en beter kennen door op hun taalgebruik te reflecteren. Door het te doen. In het ongunstige geval krijgen kinderen te snel de abstracties van de taal aangeboden en raken ze juist meer los van de werkelijkheid. Wanneer schrijven of lezen meer weerstand begint op te roepen, wanneer kinderen denken dat ze dom zijn en slecht in taal, dan ligt de oorzaak vaak aan het te snel vanuit de abstractie kijken naar deze taalfenomenen. Om deze reden zijn wij ook terughoudend met het kunnen benoemen van woordsoorten als doel voor het taalonderwijs aan de derde klas.