Google
Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
                                                                  
Doelen Klas 3:

Klas 3

rood= oude doelen uit klas 1

oranje= oude doelen uit klas 2

geel= nieuwe doelen uit klas 3

 

Mondelinge taalvaardigheden

  1. alledaagse communicatie

kan bij het onderwerp blijven

kan aanspreekvormen gebruiken

is beleefd in het taalgebruik naar onbekenden

kan naar meerledige verzoeken luisteren

kan situaties uit de klas beschrijven

kan korte gesprekken en dialogen volgen

kan reageren op situatiebeschrijvingen

is betrokken in dialogen

  1. institutionele communicatie

kan vertellen wat ze gedaan hebben

kan naar een eenvoudige opdracht luisteren

kan vragen stellen over taak

kan naar een speluitleg luisteren (gym)

kan reageren op leerstof

kan naar een complexe instructie luisteren

  1. deelnemen aan diverse gespreksvormen

kan deelnemen aan klassikaal leergesprekje

kan deelnemen aan groepsgesprek

kan op de beurt wachten

weet dat ze niet door elkaar moeten praten

kan in een klassikaal leergesprek luisteren en meedenken

kan ingaan op bijdragen van anderen

kan in tweetallen een probleem oplossen, durven daarbij te overleggen

kan in een dialoog luisteren en ingaan op een probleem van een ander

  1. uit- en overdragen van gedachten, meningen, gevoelens, wensen in de eigen taal

kan in kleine rollen zichzelf verwoorden voor klas

kan in gesprekjes over zichzelf vertellen bijvoorbeeld in een  kringgesprek

kan eigen meningen en gevoelens verwoorden in een kleine groep

  1. informatie geven

kan een eenvoudig spel uitleggen

kan gericht informatie geven op vraag

kan de inhoud van een telefoongesprek/boodschap doorgeven

  1. verbale expressie

kan een toneelrol voor publiek spreken

spreekt mee bij versjes en gedichtjes in een kleine groep

kan dialogen uitspelen voor anderen

kan spreuken, gedichten individueel voordragen en een korte presentatie voor een groep geven

  1. spreektechniek

kan ritmische spreekoefeningen verstaanbaar spreken

kan met de juiste intonatie gedichten voordragen

kan gevormd spreken bij tonggymnastische spreekoefeningen

  1. luisteren naar informatieve teksten

kan liedje of andere manier van aandacht vragen van de leraar herkennen en daar op reageren

kan naar een beschrijvende tekst luisteren

kan naar een routebeschrijving luisteren

  1. luisteren naar fictionele teksten

kan naar verhalen uit de vertelstof gedichten en spreuken luisteren

 

Schriftelijke taalvaardigheden

lezen van teksten

  1. lezen van fictionele teksten

kan teksten met een eenvoudige structuur lezen

kan verschillende genres lezen (raamvertelling, legende, parabel, sprookje) en kan daarbij diverse leesstrategieën hanteren

kan het leesdoel bepalen

  1. lezen van informatieve teksten

kan bordteksten, opschriften en eenvoudige beschrijvingen lezen

kan eenvoudige naslagwerken lezen en daarbij diverse leesstrategieën hanteren

kan eenvoudige informatieve teksten lezen en daarbij diverse leesstrategieën hanteren

  1. leespromotie

doet mee aan de kinderboekenweek

kan een boeken top vijf (of 10) van de meest favoriete boeken samenstellen

  1. technisch lezen

beheerst doelen zoals op schoolniveau vastgesteld:

streefniveau AVI 4-6 (of per halfjaar minimaal 1 niveau vooruitgang ten opzichte van vorige keer)

drieminuten toets niveau A en B

kan voorlezen aan de kleuters

 

schrijven van teksten

  1. oriënteren op schrijven

heeft ideeën bij schrijfopdrachten

is betrokken bij inleiding op schrijfopdrachten

heeft oog voor tekststructuur en tekstkenmerken

  1. schrijven van expressieve teksten

kan langere teksten schrijven (diverse inhoudselementen)

kan beschrijvend schrijven

kan teksten schrijven met een vaste conventie

  1. schrijven van informatieve teksten

kan langere teksten schrijven

kan schrijven voor grotere afstand en publiek

draaiboek, logboek

  1. bespreken en herschrijven van teksten

is betrokken bij een een op een gesprekje over de zelfgeschreven tekst

is betrokken bij korte klassikale gesprekjes over de inhoud van een tekst

kan gesprekjes in tweetallen voeren over tekstkenmerken

  1. verzorgen en vormgeven van teksten

heeft oog voor de bladspiegel

maakt passende illustraties bij de tekst

heeft aandacht voor spelling en interpunctie

kan hanteren wat is afgesproken

 

Taalbeschouwing

De doelen bij taalbeschouwing kunnen alleen bereikt worden bij verschillende mondelinge of schriftelijke taalactiviteiten. Het zijn nooit doelen op zich, ze komen altijd in een bredere context aan bod. Een leraar kan kiezen om enkele van de onderstaande doelen expliciet op te nemen als ijkpunt voor de lesvoorbereidingen. Deze doelen geven voor een deel het klassikale aanbod weer. Ze zijn minder geschikt om per individuele leerling te evalueren. Uitzondering vormen de doelen die bij klankeigenschappen en ritmische verschijnselen, bij woordvorming en bij de structuur van taal worden genoemd, die kunnen in sommige gevallen wel individueel worden bekeken.

 

Gebruik van taal

Functies van taal

leert taal zien als middel om te overtuigen

Communicatieve situaties

Leert passend taalgebruik hanteren (aanspreekvormen en woordgebruik)

Woord- en zinsbetekenis

Leert stijlfiguren zoals eufemismen en spreekwoorden en gezegden kennen

Taalvariatie

Ontwikkelt attitudes ten aanzien van dialect en sociolect

 

Leert taal zien als middel om te overtuigen

Meer en meer oefenen de kinderen zich in het door middel van hun taalgebruik kunnen overtuigen van de ander. Ze leren argumenten zoeken en verwoorden. Bij een gewone ontwikkeling ligt het begin hiervan ongeveer halverwege de derde klas.

Leert passend taalgebruik hanteren (aanspreekvormen en woordgebruik)

Kinderen leren dat in verschillende situaties een ander taalgebruik wordt gehanteerd. Ze leren de afspraken daarvoor kennen. De situaties waarin dit aangeboden wordt, kunnen zich het beste direct in de praktijk voordoen. Het laat zich moeilijk plannen.

Leert stijlfiguren, zoals eufemismen en spreekwoorden en gezegden kennen.

Eufemisme: het gebruik van een verzachtend, verbloemend, verhullend woord of aantal woorden in plaats van een of meerdere woorden die misplaatst, ruw of kwetsend geacht worden. Derde klassers kunnen plotseling met plezier de diversiteit van de taal oppakken wanneer ze bijvoorbeeld een enorme onweersbui als ‘een redelijk nattig gebeuren met ronde druppels’ mogen uitdrukken.

Ook spreekwoorden en gezegden, vaak gekoppeld aan de ambachtenperiode, kunnen een geheel eigen leven gaan leiden in de klas.

Ontwikkelt attitudes ten aanzien van dialect en sociolect

De verschillen in de uitspraak van woorden of uitdrukkingen en de verschillen tussen ‘plat praten’ en algemeen beschaafd Nederlands worden verkend en met respect bekeken. Kinderen ontwikkelen het vermogen om met steeds meet afstand naar dergelijke taalfenomenen te kunnen kijken.

 

Vorm en klank van taal:

Tekensystemen

(Her)kent de leestekens en kent de functie ervan

Klankverschijnselen en ritmische eigenschappen

Leert aandacht besteden aan zinsmelodieën (proza)

Woordvorming

kan voor- en achtervoegsels vergelijken

De structuur van taal

(Her)kent woordsoorten

 

(Her)kent de leestekens en kent de functie ervan

De kinderen leren de meest gebruikelijke vormen van leestekens kennen

 

Leert aandacht besteden aan zinsmelodieën (proza)

In veel derde klassen is het gebruikelijk om in een taalperiode waar schrijven centraal staat ook de verschillende zinsmelodieën te behandelen. Hoe klinkt een vragende zin? Hoe klinkt een uitroep zin? Kinderen maken er vaak vormtekenachtige tekeningen van, waarbij ze de zinsmelodie volgen. Gaat de toon naar boven, dan gaat de lijn omhoog enz.

 

Kan voor- en achtervoegsels vergelijken

In combinatie met spelling onderwijs worden verschillende verschijnselen van woordvorming beoefend en tot doel gemaakt.

 

(Her)kent woordsoorten (niet gepland aan de orde)

Dit onderwerp heeft als groot gevaar in zich dat het een doel op zich wordt, vandaar dat er in ‘Taal in beeld’ als ‘niet gepland aan de orde’ staat genoemd. In het gunstige geval leren kinderen de meest bekende woordsoorten uit hun eigen taal, haast spelenderwijs zelf herkennen en ontdekken ze zo de structuur van de taal. De leraar stuurt natuurlijk, maar met als doel: ervaring laten opdoen. Heel simpel gezegd zijn er woorden die altijd een ding (zelfstandige naamwoorden) uitdrukken en zijn er woorden die een beweging en ook de tijd (werkwoorden) uitdrukken. Er zijn ook woorden die een oordeel geven (bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden) over een ding of een beweging. In deze situaties leren kinderen zichzelf beleven en beter kennen door op hun taalgebruik te reflecteren. Door het te doen. In het ongunstige geval krijgen kinderen te snel de abstracties van de taal aangeboden en raken ze juist meer los van de werkelijkheid. Wanneer schrijven of lezen meer weerstand begint op te roepen, wanneer kinderen denken dat ze dom zijn en slecht in taal, dan ligt de oorzaak vaak aan het te snel vanuit de abstractie kijken naar deze taalfenomenen. Om deze reden zijn wij ook terughoudend met het kunnen benoemen van woordsoorten als doel voor het taalonderwijs aan de derde klas.

 

 

Strategie

 

vb

lettergrepen

 

Kinderen leren alfabetiseren

 

 

R

hoofdletters aan het begin van de zin en bij namen                                                                 

 

 

L, R

interpunctie: punt en vraagteken aan het eind van de zin, komma bij opsommingen

 

 

 

Herhaling op moeilijker niveau:

 

 

M, A, R

woorden met (-)sch- of (-)schr-

schatkamer, schrikogen

twee of meer

L, R

woorden met (-)f, (-)v, (-)s- of (-)z-

volg de regels van de afzonderlijke woorden

frisdrank, afzender

twee of meer

A

verkleinwoorden met de uitgang: -je (na –d en –t), -pje of –etje  

boekje, stoeltje, boompje, lammetje

twee of meer

A, R

woorden met –ng(-) of –nk(-)

koningin, drinkwater

twee of meer

W

woorden met –ei- of –ij-

boerderij, zeilboot

twee of meer

L, A

samengestelde woorden met meer dan twee medeklinkersna elkaar

fietssleutel, koektrommel

twee of meer

A, R

woorden met –eer(-), -oor(-) of –eur(-)

meneer, geboorte, scheuren

twee of meer

A, R, W

woorden met ge-, be-, ver- of met –el, -er, -en

verzinsel, bedrieger

twee of meer

A

woorden met –ch(t) of –ch(t)-

evenwicht, luchtballon

twee of meer

R, A, W

woorden met –d(-)

handvat, brandnetels

één of meer

W, M, A

woorden met –eeuw(-),  -ieuw(-) of –uw(-)

opnieuw, zeeleeuw, zenuw

twee of meer

A, W, R

woorden met open lettergreep

soldaten, bananen

twee of meer

A, W, R

woorden met gesloten lettergreep

trommel, oppasser

twee of meer

A, R

woorden met –aai(-), -ooi(-) of – oei(-)

lawaai, rotzooi, geloei

twee of meer

A, W, R

woorden met –a, -o of -u

opera, hobo, paraplu

twee of meer

W, M, A, R

woorden met –au(w),  -au(w)- of –ou(w), -ou(w)-

kauwgum, augurken, oerwoud, mevrouw

twee of meer

L, R

verandering van –f in –v en –s in –z bij meervoudsvorming:

duiven, reuzen

twee of meer

A, W

woorden met –em, -elen, -enen of -eren

stiekem, kinderen

 

A, W

woorden met –lijk of -ig

lelijk, eerlijk, aardig

twee