Doelenoverzicht | KLas 1: |
Klas 1
Roze= oude doelen kleutertijd
Rood = nieuwe doelen klas 1
Mondelinge taalvaardigheden (spreken en luisteren)
gebruikt taalgebruik buiten het hier en nu; kan bijvoorbeeld vertellen over iets dat gisteren plaatsvond, of iets dat thuis is
heeft vlotte heen en weer gesprekjes
vertelt een consistent verhaal, redeneert en voorspelt
kan simpele communicatieve functies gebruiken, zoals bijvoorbeeld groeten
kan naar een simpel verzoek luisteren
kan bij het onderwerp blijven
kan aanspreekvormen gebruiken
is beleefd in het taalgebruik naar onbekenden
kan naar meerledige verzoeken luisteren
kan op concrete vragen van leraar antwoord geven
kan schoolse voorwerpen en activiteiten benoemen
kan luisteren naar gedragsaanwijzingen
kan vertellen wat ze gedaan hebben
kan naar een eenvoudige opdracht luisteren
kan gespreksregels hanteren, zoals niet voor beurt spreken
kan korte dialoogjes hebben met de leraar in een kring
kan deelnemen aan klassikaal leergesprekje
kan in een groepsgesprek luisteren naar bijdragen van anderen
kan eigen ervaringen op eenvoudig niveau verwoorden
kan op concreet niveau oorzaak-gevolg onderscheiden
kan vertellen van eigen belevenissen aan tafel of in kring
kan in kleine rollen zichzelf verwoorden voor klas
kan een kort verhaal navertellen
kan vertellen wat er aan de hand is
kan een eenvoudig spel uitleggen
kan een versje met gebaren zelfstandig uitvoeren
kan een toneelrol voor publiek spreken
spreekt mee bij versjes en gedichtjes in een kleine groep
spreekt goed verstaanbaar in korte zinnen
spreekt alle klanken en medeklinkers goed uit
gebruikt de bekendste zelfstandige naamwoorden in goede meervoudsvormen
kan ritmische spreekoefeningen verstaanbaar spreken
kan liedje of andere manier van aandacht vragen van de leraar herkennen en daar op reageren
kan naar voorgelezen boeken luisteren
kan naar korte, eenvoudige verhalen en langere sprookjes luisteren
Schriftelijke taalvaardigheden
visuele vaardigheden:
kan een verschil zien tussen letters en woorden
kan letters in een woord herkennen
kan losse letters samenvoegen tot een woord
kan de volgorde van letters onthouden
auditieve vaardigheden
kan een verschil horen tussen klanken en woorden
kan een woord in klanken splitsen
kan losse klanken samenvoegen tot een woord
kan de volgorde van klanken onthouden
Tussendoelen beginnende geletterdheid
1. Boekoriëntatie
2. Verhaal begrip
3. functies van geschreven taal
4. relatie gesproken en geschreven taal
5. taalbewustzijn
6. alfabetisch principe
Voor het leren herkennen van dit tussendoel is het belangrijk om iets te weten van de natuurlijke en spontane schrijfontwikkeling. De kinderen doorlopen een bepaalde ontwikkeling bij het leren schrijven:
Fase 1: de kinderen geven hun boodschap weer door tekeningetjes
Fase 2: de kinderen maken niet herkenbare krabbels
Fase 3: de kinderen schrijven reeksen van letterachtige vormen of letters
Fase 4: in deze fase gebruiken ze vaak één letter (meestal de eerste letter) voor een heel woord
Fase 5: de kinderen gebruiken spontane spelling, een soort fonetisch schrift.
7. functioneel ‘schrijven’ en ‘lezen’ .
8. technisch schrijven en lezen, start
9. technisch schrijven en lezen, vervolg
10. begrijpend lezen en schrijven
schrijven van teksten
is betrokken bij verkennen van onderwerp voor schrijfopdrachten (concreet en dichtbij)
kan korte teksten schrijven (een inhoudselement)
kan fantasieverhaaltje schrijven/ tekenen
kan korte teksten schrijven (een inhoudselement)
kan uitnodiging schrijven
is betrokken bij een een op een gesprekje over de zelfgeschreven tekst
is betrokken bij korte klassikale gesprekjes over de inhoud van een tekst
heeft oog voor de bladspiegel
maakt passende illustraties bij de tekst
De doelen bij taalbeschouwing kunnen alleen bereikt worden bij verschillende mondelinge of schriftelijke taalactiviteiten. Het zijn nooit doelen op zich, ze komen altijd in een bredere context aan bod. Een leraar kan kiezen om enkele van de onderstaande doelen expliciet op te nemen als ijkpunt voor de lesvoorbereidingen. Deze doelen geven voor een deel het klassikale aanbod weer. Ze zijn minder geschikt om per individuele leerling te evalueren. Uitzondering vormen de doelen die bij klankverschijnselen en ritmische eigenschappen en bij woordvorming worden genoemd, die kunnen goed individueel worden bekeken.
Gebruik van taal
Functies van taal |
Leert taal zien als middel om te communiceren |
Communicatieve situaties |
Hanteert taal in abstractere situaties (telefoongesprek) |
Woord- en zinsbetekenis |
Leert kijken naar synoniemen |
Taalvariatie |
Neemt de eigen taal waar en vergelijkt die met een andere taal |
Leert taal zien als middel om te communiceren
Een van de belangrijkste opgaven in de eerste klas is om de kinderen te leren met elkaar te spreken en naar elkaar te luisteren. Aanvankelijk verloopt de hele communicatie via de leerkracht. De grootste valkuil van de leerkracht is om te herhalen wat ieder kind zegt en zo als een soort squashmuur gaat fungeren; het kind maakt een opmerking, de leerkracht herhaalt, een ander kind reageert, de leerkracht herhaalt. Veel van wat in de ze schema’s bij taalbeschouwing genoemd staat, zal in de eerste klas bij het aanleren van mondelinge taalvaardigheden aan bod kunnen komen. Bij het aanleren van gewoontevorming, een pijler in de eerste klas, past op taalgebied het aanleren van bijvoorbeeld gespreksregels.
Hanteert taal in abstractere situaties (telefoongesprek)
Hiermee wordt bedoeld dat kinderen in de communicatieve situatie leren omgaan met abstractere situaties dan de concrete situaties zoals die bij de kleuterklas werden bedoeld. Een telefoongesprek is daar een voorbeeld van; het is een gesprek waarbij je minder non verbaal kunt communiceren. Maar ook het doorgeven van wat een ander zei, is abstracter dan vertellen wat je zelf denkt. Of vertellen over een verhaal dat een leerkracht je vertelde, is abstracter dan vertellen over een gebeurtenis die je zelf hebt meegemaakt. Soms laten leerkrachten kinderen berichtjes doorgeven aan een andere leerkracht of de conciërge, speciaal om ze op dit gebied een beetje te stimuleren, een voorbeeld is het plaatsen van een bestelling schriften. Voor bijvoorbeeld een heel dromerig kind, waarvan je je afvraagt wat het oppakt uit de les, of het wel hoort wat er wordt gezegd en besproken, kan dit een sterk wakker makende werking hebben.
Leert kijken naar synoniemen
Kinderen kijken met meer afstand naar taal wanneer ze ontdekken dat er voor een ding meerdere woorden zijn, of ontdekken dat je hetzelfde op een andere manier kunt zeggen. Eerste klassers kunnen met veel plezier proeven hoe die woorden zich tot elkaar verhouden en willen leren aanvoelen of ze echt hetzelfde betekenen, of dat er toch een nuance verschil is. Past poes nu beter bij het woord dan kat? Is terug hetzelfde als achteruit?
Neemt eigen taal waar en vergelijkt die met een andere taal
Kinderen ontdekken niet alleen dat ieder mens een eigen manier heeft om de dingen te zeggen, maar ze merken ook dat er verschillende talen bestaan. Zoals een eerste klasser zijn juf vertelde direct aan het begin van het schooljaar:”Juf, het was zo knap, die kindjes die heel klein waren die konden al heel goed Frans praten.” In deze leeftijd pakken kinderen de taal nog op heel vanzelfsprekende wijze op. Een vreemde taal op deze leeftijd leren gaat veel sneller, dan wanneer een volwassenen een vreemde taal wil leren spreken. Om deze reden wordt er op de vrijeschool al in de eerste klas onderwijs gegeven in Engels, Duits of Frans. Liedjes, spelletjes, kringspelen, liefst door iemand waarvoor de taal de moedertaal is aangeleerd, prenten zonder al te veel moeite de juiste uitspraak in.
Vorm en klank van taal:
Tekensystemen |
Leert voorbeelden kennen van tekensystemen uit het dagelijks leven en van klank en gebaar in vocalen en consonanten bij euritmie |
Klankverschijnselen en ritmische eigenschappen |
Kent halfrijm en analoge rijen en kan woorden erbij verzinnen |
Woordvorming |
Kan spelen met samengestelde woorden of met woordkettingen |
Leert voorbeelden kennen van tekensystemen uit het dagelijks leven en van klank en gebaar in vocalen en consonanten bij euritmie
Bij de euritmie les maken de kinderen de gebaren mee die horen bij het gesproken woord. De euritmische gebaren zijn meer dan een tekensysteem, maar ook hier passen klank en beweging op elkaar en vanuit dat gezichtspunt dragen ze bij aan de ontwikkeling van taalbeschouwing.
Kent halfrijm en analoge rijen en kan woorden erbij verzinnen
Halfrijm zijn woorden waarbij de klinker gelijk is, boom rood, kool. Analoge rijen zijn woordrijen die samengesteld zijn op basis van een klankovereenkomst aan het begin of aan het einde van een woord; korst, worst, maar ook: straat, strak, stroef
Woordkettingen in de eenvoudigste vorm horen bij dit item. De laatste klank van het ene woord is telkens het begin van het volgende woord: maan-noot-tafel-lans-slang
Kan spelen met samengestelde woorden of met woordkettingen
Samengestelde woorden zijn woorden die uit meerdere woorden bestaan. Kinderen verzinnen bijvoorbeeld, winkel, winkelwagentje, winkeldief. Woordkettingen zijn woorden waarbij het laatste deel van het woord het begin van het volgende woord is; autowiel-wieldop-doperwt-erwtensoep-soepketel
Kleinste klankeenheid
klank- tekenkoppeling
(schrijven) zoals het klink
k= klinker; m= medeklinker
die je door goed te luisteren foutloos kunt schrijven, dus wel boom en niet beer [bir]We maken kinderen vertrouwd met het verschil tussen klinkers en medeklinkers. Die noemen we ook zo. Wel maken we bij het benoemen van de medeklinkers nog een tijdlang gebruik van het beeld waaruit we de letter hebben laten ontstaan. In de loop van de eerste klas wordt bijvoorbeeld ‘de berenletter’ steeds meer aangeduid met zijn fonetische naam [b]. We leren de kinderen niet de naam zoals de letters worden gealfabetiseerd [bee]. Daarmee beginnen we pas nadat het aanvankelijk leesproces goed op gang is gekomen. (tweede of derde klas)
Bij het aanleren van de klinkers worden de korte en lange klanken onderscheiden: a en aa, e en ee, o en oo, u en uu. Hier leren de kinderen meteen de dubbelklank ie; niet ii, maar ie. We gebruiken de termen korte en lange klinker.
We leren de –eu en de –ui niet in dezelfde periode aan
Als kinderen in het lezen al stuiten op de stomme e: regel aanbieden, zie jaarkaart klas 2
bijvoorbeeld met een rood stoplicht weer te geven